18 mei 2025

De trein staat weer stil en ik zit op de grond. We waren onderweg naar Den Haag, maar toen de trein na een korte stop in Gouda weer was opgetrokken, stond hij nogal abrupt stil. Even. Dat was tenminste het woord dat bij de eerste twee berichten via de intercom gebruikt werd. Bij een derde bericht werd dat ‘even’ niet meer gebruikt, nu veronderstelde de conducteur dat iemand per ongeluk aan de noodrem had getrokken. Het is nu al een half uur stil, wat de intercom betreft dan. In de trein is het rustig, hoewel we als haringen in een ton zitten. Wel zijn alle mensen die in het gangpad stonden intussen gaan zitten.
De meeste mensen dragen rode kleren, volgens de instructie: wie naar Den Haag trok om mee te lopen in De Rode Lijn werd gevraagd iets roods aan te trekken. Via mijn mobieltje lees ik dat er tegen de veertigduizend mensen op het Malieveld zijn. Iemand in de buurt leest dat blijkbaar ook, want ik hoor haar commentaar: ‘Daarbij zijn wij nog niet meergerekend.’ Wacht, er volgt weer een bericht. ‘De reparatie zal…’ Dan valt de mededeling abrupt weg om na wat gegrinnik in de coupé om te slaan in een verontrustende stilte die duurt totdat iemand in de coupé naast ons begint te zingen. Er wordt meegezongen en na afloop wordt er geklapt. Ik ga verzitten. Door schuin te zitten heb ik een steuntje in de rug, terwijl ik mijn benen kan strekken. Bovendien ben ik erg gelukkig met de handgreep van een stoel. Daarmee kon ik me makkelijk laten zakken en straks trek ik me daaraan weer overeind, vlot, als een jonge vent. Drie
mensen hebben me intussen een stoel aangeboden. De eerste keren zei ik straks, de derde keer dat ik niet van plan was me nu al weer overeind te hijsen.
Voor het stukje dat ik schrijf zou ik een foto moeten hebben. Ik pak daarom mijn telefoontje voor een selfie. Voor het zover is, zeg ik dat ik een foto ga maken. Wie er niet op wil, moet maar even een andere kant uit kijken. Het tegenovergestelde gebeurt. Vijfde bericht: de ellende lijkt verholpen, iets met de ventilatie. De trein staat nog stil.
Zesde bericht. Stil even… Hij rijdt. Het was inderdaad de ventilatie.
Drie kwartier geleden zag ik op station Overvecht verderop twee rode T-shirts, maar op perron 8 van Utrecht Centraal was het een rode zee die verbaasd werd aangegaapt door de voetbalsupporters die uit de trein stapten voor FC Utrecht tegen NEC: was er behalve voetbal nog iets meer te doen op zondag?
Mijn beslissing om naar Den Haag te gaan nam ik amper een uur terug. Dat begon bij de preek van vanmorgen waarbij wel de woorden gijzelaar en antisemitisme vielen, maar geen Palestijnen en genocide. Ik schaamde me voor dit volhardend wegkijken. Henk, als tenor mijn buurman in de cantorij, zei na de dienst vlug weg te moeten vanwege Den Haag. ‘Den Haag?’ vroeg ik nog. Enfin, in plaats van een stukje Pelgrimspad te lopen zit ik nu met een rood T-shirt in een trein die eindelijk weer op gang is gekomen.
Er is veel feel good in de trein, een feel good waar ik makkelijk bang van worden kan, het goede gevoel van de grote groep dat kan omslaan, dat gekaapt kan worden, maar dat ook haaks staat op de wanhoop en het verdriet waartegen wij opstaan door een beetje gezellig in een trein te gaan zitten. Daar heb je in je uppie op het Pelgrimspad geen last van.
Het wordt tijd om mijn boekje en pen weer op te bergen en me langzaam op te trekken aan het aangename handvat boven me.