Nachtverhaal
Jozef las zijn waarheid in de nacht.
Eerst ging het om een kind, maar niet van hem,
of wel. Hoe dat ook zat: hij zou daarvan
de vader zijn. En voor de moeder man.
Een half jaar later, op een rare plek
in Bethlehem, las hij een nachtverhaal
dat hem vertelde hoe hij moeder en
haar pasgeboren kind meenemen moest,
de Nijl voorbij. Ook dat begreep hij niet,
hij snapte nooit iets van die nachtverhalen,
waarvan elk woord nog bonkte in zijn bloed
wanneer de dag aanbrak. Hij volgt ze na.
KERST MET BAARD
1986
Kerstnacht. De jongens liggen lang en breed in bed,
dromend van hun succes als herder met een baard
van grijs geverfde watten. Haast u! was er gezegd
en met een vaart trokken zij op naar Bethlehem
dat vijf, zes stappen verder lag. Zij zagen hem
en knielden met een plof bij het kribje neer.
Tot zover ging het goed, toen wisten zij het niet meer.
Met het applaus van het publiek kwam dat weer goed
en kreeg de even dreigende paniek geen kans.
En thuis: Wij waren echte herders met een baard.
Dus moest die in de zolderkist worden bewaard,
want volgend jaar en wisten zij nog hoeveel keren
ging die weer om. Het was geen rekwisiet, die baard
was zichtbaar teken dat de Heiland is geboren
en dat hij daar elk jaar wel voor te porren is.
Maar zij staan klaar! Met elastiekjes om hun oren.
Ik ga naar bed, doe lampen uit. Dag duisternis.
Straks, als het licht wordt, wil ik bij het scheren
voorzichtig zingen dat aan God de ere is.
Geen Hannah in de tempel
Natuurlijk zou ze naar de kerk met kerst.
Zij schuifelt achter haar rollator aan,
maar ze moet dikwijls even blijven staan
en telkens doet de toren van de kerk
een stapje achteruit. Zij wordt zo moe.
Ze wilde per se bij de nachtmis zijn.
Haar knieën, handen en haar rug doen pijn.
Ze wordt er wakker van, thuis, in haar stoel.
Een ander neemt haar plaats in in de kerk.
Daar wordt gezongen, maar er komt geen kind.
Dat gaat naar Hannah, want een goed begin,
zo wordt gezegd, dat is het halve werk.

De lino umbilicali Christi
Hij zou het kunnen doen, met vaste hand
– een timmerman die kan zo’n klus wel klaren –
een mesje door de navelstreng heen jagen,
maar waar vond hij zo gauw een stukje band?
Zijn kleed! Hij kon een stukje van de rand
gebruiken van zijn kleed. ’t Was stevig garen.
En zonder verder zich iets af te vragen,
scheurde hij een stukje van de onderkant
en bond de navelstreng af met dit lint.
Toen pakte hij het mes en sneed het kind
los van zijn moeder, sneed het los van God
Het bandje waarmee de navelstreng van Christus zou zijn afgeklemd kwam mogelijk rond 800 in het bezit van Karel de Grote. Aan het begin van de 15de eeuw werd er een indrukwekkende reliekhouder voor vervaardigd. Tot in de 18de eeuw stond het reliek in de Notre Dame-en-Vaux in Châlons-en-Champagne. Tegenwoordig vind je het in het Musée de Cluny.