Gedachten bij een nogal zwarte ets
Wanneer het donkert meldt zich de ellende,
de angst komt overeind, ruik je de achterdocht?
We zien niet wat onhoorbaar om ons heen sluipt,
gaan als een overvolle kliko door een onverlichte straat.
Is daar een stoeprand of een plotselinge paal?
Ontgaat ons niet een muur? Straks stoten we ons hoofd nog
aan de hemel en doen de huizen niet een stapje dichterbij?
Wanneer het donkert meldt zich de ellende.
Wanneer het donkert komt ook de ellende.
Om niet te vallen zetten we geen stap
en liever staan we stil om niet te struikelen.
Wat donkert dat komt dichterbij. Er sijpelt schaduw
uit het zwart en heel voorzichtig glijdt
een zweem langs wat wel ruiten in een gevel kunnen zijn.
De bak voor gft gaat lijken op een voederbak
die weer verandert in wat wel iets weg heeft van een wieg
en daarin ligt ─ we moeten blijven kijken tot het donker went ─
een glimp. Iets van herinnering aan een belofte.
(2021)
Zonder lied
We reden weer naar Bethlehem alsof
we dat ook gisteren al deden.
Jij zong zo af en toe een flard
uit het Magnificat van Bach
of was het Schein, ik zwaaide nonchalant
naar een paar herders in het veld.
De herberg gingen wij geroutineerd
voorbij en zoeken naar een ster die ons
zou wijzen waar we moesten zijn
dat hoefde niet. De stal, de krib,
ezel en os vonden we blindelings.
Dat wisten we nu wel.
Toen klonk er plotseling geen lied.
Ik zocht de partituur. Die was er niet.
De componist? Er stond alleen
een vleugel zonder handen. Meer niet.
Er kwamen vanaf nu steeds weer
geen mensen binnen die zo vaak met jou
en mij om deze kribbe stonden.
De vaders, de moeders, de vrienden,
het koor waarmee we levens lang
ons kerstlied zongen, maar niet meer.
Het werd nogal koud, daar in die stal.
Ook al omdat de deur steeds open ging.
Er stapten nieuwe mensen binnen.
En ook het kind kwam wel.
‘Ach kijk nou toch,’ zei jij, ‘kijk toch
hoe alle zijn ledekens beven.’
We deden onze jassen uit.
(2019)
Krant met Kerst
Een witte rechthoek op de mat.
Wat ligt daar? Sneeuw?
Er licht een blad
vol stilte om het eerste woord
En ook is er een kind
dat in een vouw iets vindt.
Kijk mamma, vraagt het, wat is dit?
Een veertje, zegt de moeder,
blinkend wit
(1987)