21 juni 2025
Ook tijdens de fietstocht door Bourgogne schreef ik Och Hedens. Ik heb ze alleen niet onmiddellijk op internet gezet. Nu ik weer thuis ben, kijkt Mente ze nog even na en zoek ik er een foto bij. Ik plaats ze in groepjes, chronologisch, waarbij de laatst gedateerde bovenaan komt te staan. Dat betekent dat er onder het stukje bovenaan een of meer andere nieuw gepubliceerde te vinden zijn.

Veel groen dus. Veel van hetzelfde. Op onze laatste fietsdag hebben we er nog steeds niet genoeg van, het lijkt zelfs wel alsof we er meer op gesteld raken. Ik denk aan het rondje dat ik een paar keer per week maak langs de Vecht en de Maarsseveense Plassen: bomen langs water, zoals hier, dezelfde bomen nog wel. In het Wezepse waar hij zijn kilometers doet, zal Henk ook heel wat plekken kunnen aanwijzen die erg doen denken aan wat we op deze fietsvakantie zijn tegengekomen langs het Canal du Nivernais en het Canal de Bourgogne. Toch betrap ik Henk er op deze laatste dag op dat hij een keertje afstapt om de bomen aan de overkant, het water en de spiegeling daarin van diezelfde bomen te fotograferen, terwijl we het ons eigen hebben gemaakt om ook fietsend onze cameraatjes te gebruiken. Dit afstappen is dus wel een momentum, vooral omdat Henk dat niet doet voor een bijzonder, niet eerder gezien vogeltje of zo, maar om een plaatje te schieten van wat we voortdurend om ons heen zien. Ik denk dat hij net als ik bezig is meer en meer zijn hart aan het vertrouwde landschap te verpanden.
Een tijdje later roept hij ‘Bob Ross!’ Dat is die Amerikaanse schilder die in de jaren negentig via televisieprogramma’s wereldwijd miljoenen aan zich wist te binden door met een zachte, sonore stem pratend binnen de kortste keren een fraai landschap te schilderen. Je mocht eigenlijk alleen maar
met enig dedain over deze Ross praten, want meer dan een handige trukendoos had hij niet tot zijn beschikking. Vaak lag achter dat dedain toch ook jaloezie en nog vaker stille bewondering – stil, omdat het eigenlijk niet mocht, dat werk van Ross: te gemakzuchtig, te geijkt, te braaf, te weinig op zoek naar een grens. Het resultaat was en is nog steeds dat iemand niet zonder glimlach de naam Ross kan noemen. Zoiets is ook wat waard: dat er jaren na je dood nog om je geglimlacht wordt.
In de negentiende eeuw was het in ditzelfde Frankrijk dat schilders eropuit trokken om de natuur te gaan schilderen, toen deze kanalen nog nieuw en de bomen langs de oevers nog jong waren.
Al dagenlang zeurt er de herinnering aan schilderijen door mijn hoofd die ik een jaar of vijftien geleden in Brugge zag, in een galerij. Als Henk ‘Bob Ross’ roept, schiet me ineens zijn naam te binnen, zijn voor- of achternaam. Benoit. Het duurt nog uren – we zitten dan al op onze laatste camping, die anderhalve week geleden onze eerste was – als me de volledige naam te binnen schiet. Het gaat om Benoit Trimborn, een schilder uit de Elzas die vooral grote landschapsdoeken maakt, waarin je bijvoorbeeld in het groen kunt verzinken, maar als je met je neus op een doek gaat staan dan, zo voelde dat toen, ontstaat het schilderij ter plekke. Je ziet de streken en hoeken van een paletmes. Alsof het landschap maar net zo goed het schilderij zich voor je ogen ontwikkelt of ontvouwt. Dat is de betovering.
Er gaat niets boven de liefde, maar tijdens een fietstocht of een wandeling in het gras kunnen liggen is ook heel prettig. Vervolgens je ogen sluiten. Of juist weer open doen, zoals onder de platanen langs het water dat door Auxerre stroomt. Het groen opent zich voor je. Het licht speelt allerlei groenen uit. Je kunt er in verdwijnen. Dan zijn er ook nog die twee duiven boven je snufferd. In het gras liggen en je ogen laten dwalen door het groen, het is fantastisch. En dan maar hopen dat die duiven niet gaan zitten schijten, met jou recht onder ze.