22 juli 2025

Nu hij zijn c-diploma heeft vraagt de woensdagmiddag om een andere invulling. Vorige week ontdekten andere kleinkinderen dat er bij het tuincentrum niet alleen een maisdoolhof, het Gagelgriezelbos en een uitkijktoren zijn, maar ook een hoge glijbaan die je moet associëren met de domtoren. Nu ga ik daar met Markus heen. Hij ziet de overeenkomst niet tussen de toren die als trappenhuis dient voor de glijbaan en de slanke toren in het hartje van de stad. Wel ziet hij dat er een heuse piratenvlag bij het puntje van die toren wappert. ‘Dat gaan we doen, opa. We gaan piraatje spelen.’ ‘Dan moet je me wel enteren,’ zeg ik, want ik ga die toren niet in.’
We plukken eerst wat bramen en ik moet geregeld stilstaan omdat Markus weer iets heeft gevonden dat hij graag meeneemt. Meestal een stukje van een tak. Ronde stukken hout hebben zijn voorkeur, en takken die scherp toelopen als een mes. Zijn voorkeur gaat wel uit naar martiaal ogende stukjes hout, al moet ik zeggen dat hij graag ook een heleboel bramen had meegenomen, maar die wil ik niet zomaar in het rugzakje hebben en een ander zakje hebben we niet. Gelukkig is het geen straf om ze meteen op te eten. Wat later ontfermt hij zich ook over een plukje blad met in het midden een nog groene hazelnoot. Anders dan de stukken hout ziet het lichtgroene kransje met dat bolletje er juist kwetsbaar en daarmee vertederend uit. ‘Stilstaan, opa,’ zegt hij en vervolgens voel ik wat gerommel aan mijn rugzakje.
Van het piraatje spelen komt helemaal niets. Hij denkt er niet meer aan. Er zijn al wat andere kinderen bij de glijbaan. Terwijl hij zijn weg naar boven zoekt, heb ik alle tijd om te merken dat deze toch steile baan veel stroever gaat dan vorige week. Logisch, na al die regen vandaag. Maar met ieder kind gaat
een afdaling weer iets sneller, al benadert niemand de snelheden die hier in droge tijden gehaald kunnen worden.
Alles moet ook gefotografeerd of gefilmd worden. Een grote braam moet op de foto en de afdaling moet ik filmen. Meestal zeg ik nee, maar vaak maak ik een foto, waarvan de meeste al vrij snel weer verdwijnen.
Het bamboebos heet ook wel het Gagelgriezelbos omdat daar, hoe kan het ook anders, de gagelgriezels huizen. De duisternis van het bamboebos is net spannend genoeg om nieuwsgierig te zijn naar het vervolg en dat geldt ook voor de beeldjes van de gagels die zich verstoppen in een boom of in het riet.
Bordjes geven elke gagelgriezel een naam en een leeftijd en ze vertellen nog wat ditjes en datjes van een specifieke gagel. Markus noemt de naam van elke gagel, maar de langere teksten moet ik doen. Markus commandeert graag. Alleen de getallen, die neemt hij voor zijn rekening. Hij is dol op getallen. Hij leest ze graag. Van verre roept hij al dat een gagel 829 jaar is, of 122. En hij vindt het leuk om dan te bedenken hoe oud ze dan samen zijn. Over de uitkomst ga ik niet met hem in gesprek.
In het tuincentrum zelf kopen we een ijsje en later vindt hij nog een verloren flesje dat meemoet vanwege het statiegeld. ‘Tien cent.’ Hij heeft iets met getallen, maar ook iets met geld, dat is wel duidelijk. Hij kijkt naar de prijzen en vindt bijna alles te duur. Als ik mijn blik op regentonnen werp gaat hij de hele reeks langs en zegt dat ik ‘die’ moet kopen. ‘Dat is de goedkoopste.’ Zelf bezwijkt hij voor een deurmat. ‘€22,99,’ hoor ik hem prevelen en dan hardop: ‘Die moet je voor me kopen, opa, die is maar 23 euro.’ Afronden doet hij dus ook. De deurmat krijgt hij niet. ‘Jullie hebben al genoeg spullen thuis,’ zeg ik. ‘Ik niet, dat is mijn vader.’ ‘Misschien wil die hem dan wel voor je kopen. Weet je wat, ik maak een foto en die sturen we naar huis. Met een foto van het prijskaartje erbij.’ Hijzelf is al met iets anders bezig. ‘Je moet me zoeken,’ roept hij ergens vandaan, ‘ik heb me verstopt.’