Och Heden – 1 juni 2023

Je hoort mij niet klagen over patat. Heerlijk, eens in de twee of drie weken. Een rijk gepaneerde schnitzel? Dat kan zo lekker zijn na een dag afmattende fietsen en een keertje per maand, misschien iets minder. Een pizza, döner? Mits met mate hoor je van mijn kant geen onvertogen woord.
Maar een optelsom van dit alles, op dag 1 patat, dag 2 de schnitzel en zo verder, is vaak een reden om na een paar dagen fietsvakantie al niet meer buiten de tent te eten.
Op de eerste dag hoorde je mij daarom niet klagen toen we terecht kwamen bij een pizzeria. De tonno smaakte prima. Dat gold ook voor de royaal in paneer gebakken kipfilet van de dag daarop, ook omdat die wonderlijke bruine korst zich heel makkelijk liet wegschrapen.
Maar het verhaal begint op zaterdag, de derde dag. We kwamen terecht in een eenvoudig ogende tent in Bad Windesheim, waar ze een speciale aspergekaart hadden. Van asperges durf ik te zeggen dat ik ze zo niet dagelijks dan toch met plezier het hele jaar door een paar keer per week zou kunnen eten. Hier konden we zelfs met aspergesoep beginnen alvorens het witte goud als hoofdgerecht te laten serveren. Bij de soep was men helaas iets teveel met melk en room uitgeschoten. Dat deed de asperges geen goed. Maar dan het hoofdgerecht: goede Fränkische Spargel, die weliswaar een minuutje langer hadden mogen koken, al lust ik ze ook rauw. En dan de hoeveelheid! Henk had halverwege zijn portie wel genoeg, dus kreeg ik zijn portie er nog bij. Fränkische Spargel met frischen Salzkartoffeln. Om nooit te vergeten, bijna net zo lekker als thuis.
De simpele spaghetti bolognaise van een dag later, op het terras van de camping bij Bamberg, beviel Henk zo goed dat hij daar de volgende avond weer voor koos. Inderdaad, we bleven een dagje langer in Bamberg, al was dat niet vanwege de spaghetti.
Die keer koos ik, en nu graag even je aandacht: kraut, met acht Nürnberger Würstschen, met een aangenaam zachte mosterd en een hard broodje. Ik was verbijsterd: dat zoveel eenvoud zo verrukkelijk kon wezen. Bij ons aan tafel zat een dame uit Berlijn die erg opzag tegen de laatste dertien maanden dat zij het onderwijs moest dienen, als docent Duits en economie, maar die daarvan nu werd afgeleid door mijn gelukzaligheid. Ze verzekerde me dat er geen lekkerder Kraut is dan de Fränkische; dat wist ze al. Maar voor haar waren een paar dagen eerder (zij en haar man waren wat langer op de camping met hun nieuwe camper) die worstjes ook een enorme verrassing geweest. Op aanraden van een andere fietser onderweg bestelden we een Aecht Schlenkerla Rauchbier (een Bambergs bier). Alweer zo’n verrassing.
De kraut beviel me zo goed dat Henk en ik die een dag later in Schweinfurt opnieuw bestelde, maar met andere worstjes helaas, zonder de mosterd en met patat. Lekker hoor, en een leuke tent ook, der Alte Warte, maar Bamberg spant de kroon.
Ik doe het restaurant bij de camping van Kitzingen veel onrecht door zo kort te zijn over de heerlijke snoekbaarsfilet en de nieuwe aardappeltjes, maar we moeten naar Karlstadt. Weer een weinig opvallende tent, nu was de Kartoffel-spargelragout een grote verrassing.
Het gaat deze ruime week om het fietsen, dat snap je, dat gaat allemaal van een leien dakje, maar dat we onderweg zoveel heerlijks tegen zouden komen, had ik het niet durven dromen.
Nog twee maaltijden wachten ons, maar met zoveel punten voorsprong in het algemeen klassement is de kraut uit Bamberg niet meer in te halen.
* Op de foto de nummer 2 in mijn klassement.