Och Heden – 29 juni 2023

Als ze terugkwamen van vakantie bedachten mensen van een paar huizen verderop ons jarenlang met een klein cadeautje. Wij zorgden in tussentijd voor hun kat. Vandaar die Portugese bonbons, dat zakje met lavendel uit Italië, het kleine beeldje uit Panama of dat stukje zeep uit Griekenland dat ik zojuist uit de vuilnisbak heb moeten vissen om er vanwege dit stukje nog een foto van te maken.
De kat is enkele maanden op zeer hoge leeftijd overleden, dus aan deze mooie traditie zal wel een eind gekomen zijn. Dat ik nu ook nog het laatste restje zeep uit een vuilnisbakje met bedenkelijke inhoud heb moeten opgraven, maakt het extra wrang.
Nou valt dat ook wel weer een beetje mee: niet alleen die kat wist een hoge leeftijd te bereiken, ook de zeep is dat gelukt. Die heeft heel lang als kleurrijk blokje, keurig in cellofaan verpakt op een muurtje in het toilet gelegen. Bij ons is dat een decente ruimte, waarbij het stukje zeep net even voor een klein, vrolijk accent zorgt. Maar alles heeft zijn tijd en daarom is het kleurrijke blokje een tijdje geleden van de wc naar de keuken verhuisd om daar te doen waarvoor het ooit bedoeld was: wassen.
‘Plassen en handen wassen!’ riep Mente gisteren tegen Lukas en Markus. Markus sleepte weg een stoel aan om bij het aanrecht te kunnen, maar het zou wel fijn zijn als ik hem even hielp met dat handen wassen. Dat deed ik door de mijne flink in te zepen met behulp van dat kleurrijke, ondertussen bijna weggewassen stukje uit Griekenland. Zo kon ik met mijn handen die van Markus doen.
Die van een mopperende Markus, want hij vond die zeep stinken. Eerlijk gezegd
begreep ik dat wel. De zeep oogde wel kleurrijk, maar verspreidde bij gebruik een twijfelachtige, wat ouderwets aandoende zeepgeur die mij terugvoerde naar de jaren vijftig.
Mente was met andere dingen bezig en dat verklaart waarom zij aan tafel even later nogal geschrokken en ook wel verontwaardigd reageerde op Markus. Ik zat naast hem.
‘Opa, je moet ergens anders gaan zitten. Je stinkt,’ zei hij toen hij een hap wilde nemen van zijn brood.
‘Wat zeg je nu! Wat is dat nou voor raars, Markus.’ Nu kan ik je vertellen dat stinken niet tot mijn kwaliteiten gerekend kan worden, dus ik begreep Mentes reacties wel, maar Markus begreep ik ook. Die had het over de zeepgeur die nog om me heen hing.
Probleem was alleen dat hij zijn eigen handen rook toen hij die onder zijn neus hield om een hap te nemen. Handén, inderdaad. Hij ziet er niet tegenop om bij het eten van zijn brood twee handen te gebruiken, vooral niet als daar aardbeien op liggen. Aardbeien die heel anders geuren dan de zeep waarmee we zojuist Markus handen hadden gewassen. Het werd hem nu duidelijk dat hij zijn eigen handen rook.
Ik heb Markus weer naar de kraan gesleept en daar zijn handen nog eens extra afgespoeld. En ook die van mij. Dat hielp niet afdoende, maar het jongetje kon er vrede mee hebben.
Dat was gisteren. Zojuist wilde ik voor dit stukje een foto maken van het roemruchte stukje zeep zoals het de afgelopen tijd in het bakje op het aanrecht lag. Mente had het al weggegooid en het kostte wat moeite het weer op te diepen. Voor de foto is het nog één keer in het bakje gelegd. Daarna heb ik er mijn handen nog even mee gewassen. Vandaar dat ik met stinkende vingers zit te tikken. Neem me niet kwalijk.