Och Heden – 3 juni 2023

Zonder dat kussentje zou ik niet teruggekomen zijn op onze verbijstering, daar aan de balie van een reusachtige caranvanhandel in Schweinfurt. Vijfhonderd meter verderop was de camping. Daar was de receptie gesloten en werden we verwezen naar de firma Thein, die handelt in caravans van het merk Fendt.
Er liepen achter de balie vier mannen rond, van wie eentje de rest van de wereld negeerde. Eentje wist van hoed en rand, maar was te beschaafd om in te grijpen. We werden geholpen door een man van wie ik vermoedde dat hij zes jaar over de driejarige blo had gedaan. Zeer gedienstig, maar hij deed alles fout. ‘Ik zal maar niet zeggen wat ik denk,’ zei ik tegen Henk, schrikkend van de domheid aan de andere kant van de balie.
Daar kwam ik meteen op terug en dat had te maken met de vierde man. Die kon niet praten. Hij kon alleen maar blaffen. Dat deed hij tegen ons om te vertellen dat straks voor ons – er waren in het totaal vier mensen die zich wilden inschrijven – een algemene instructie zou komen: voor ons allemaal. Hij deed het vooral tegen de man die niet opschoot, te behulpzaam wilde zijn, fouten maakte. De man keek me even verontschuldigend maar ook zeer ongelukkig aan. Zijn chef wist hem volledig te verlammen. Van mij zou ook niks overblijven. De blaffende man voldeed aan het type Duitser zoals we in onze kinderjaren hadden geleerd dat er ooit velen waren, maar die ikzelf zelden of nooit was tegengekomen. Lang geleden was ik me al voor die vooringenomenheid gaan schamen. Tja.
Nu dat kussentje. Voor het avondeten vonden we plek op het terras van Der Alte Warte. Een genereuze Henk bood mij zijn kussen aan om op mijn stoel te leggen. Ik weigerde, maar Henk won gelukkig. Vanwege het uitzicht zaten we naast elkaar en zo kon ik hem makkelijk wijzen op een kussentje dat nog ongebruikt tegen een stoelpoot van een van de andere gasten stond. De man op de stoel wilde dat kussentje blijkbaar niet. Henk wel, dus die stapte op de man af en vroeg of hij het kussentje kon gebruiken. ‘Kussentje, kussentje, wat voor kussentje?’ riep de man. En meteen daarop: ‘O, dat kussentje! Nee, natuurlijk niet!’ en toen schoof hij het kussentje eerst demonstratief achter zijn nek en toen Henk wegliep, ging hij er alsnog op zitten.
De anderen aan de tafel, nog twee mannen en een vrouw, lachten. Henk en ik hadden zicht op het gezicht van een man die alleen maar wat grijnsde. Nee, die blafte niet, maar hij deed ons heel erg aan de blaffende Duitser van vanmiddag denken. Het was een ongemakkelijk moment, vooral ook omdat iedereen daar in de lommerrijke tuin opkeek toen de man van het kussentje zo merkwaardig reageerde.
Toen kwam er een oudere man naar onze tafel. Hij zette zijn gebruikte servies bij ons neer. Hij liep terug om even daarna Henk zijn eigen kussentje aan te bieden. Hij schudde zijn hoofd en bood zijn excuses aan. Namens wie? Hij pakte zijn servies en sjokte hoofdschuddend het restaurant in.
We vonden het te ver voeren om te zeggen dat je naast slechte Duitsers ook heel goede Duitsers hebt. Daar wilden we het helemaal niet over hebben; we wilden ook niet in die termen denken. Maar dat gebeurde wel even.
Ongetwijfeld leest de oude man uit Schweinfurt dit stukje. Ik kan hem vertellen dat we hem graag alsnog een biertje zouden willen aanbieden.
* Op de foto is bedekt het flesje het grijnsgezicht, maar niet het achterhoofd van de akelige kussenman.