3 mei 2024
![](https://lenborgdorff.nl/wp-content/uploads/2024/05/oh20240503.jpg)
De zoveelste ansichtkaart met daarop de molen van Monster. Toch kijk ik ernaar, want wie onder de wieken van de Vier Winden van Monster is geboren komt daar nooit van los. Weliswaar verhuisden we een jaar of twee na mijn geboorte naar een andere kant van het dorp, maar de band met de Molenwijk bleef. Die werd naderhand zelfs weer aangehaald toen we begin 1967 terugverhuisden naar de omgeving van de molen.
Op de ansichtkaart vragen overigens de laatste huizen van de Molenstraat meer aandacht dan de molen zelf. Op de voorgrond zie je een huizenblok dat aan het begin van de jaren vijftig gebouwd zal zijn. Ik vermoed dat de huizen en ik hetzelfde bouwjaar hebben.
Als kleuter kwam ik er geregeld op bezoek bij tante Jo en ome Pleun. Dat was een gemengd genoegen. Het waren lieve mensen, de wat bleue ome Pleun en een tante Jo die zo hartelijk, zelfs iets te hartelijk was. Alsof ik haar liefste neefje was kon ze me spontaan op schoot trekken en me dicht tegen zich aan drukken zodat ik bijna verdronk in een overweldigend gemoed.
De kleuter die ik was vond dat vervelend, onafwendbaar ook, maar het maakte deze oom en tante, die dat overigens helemaal niet waren, er niet minder aardig om.
Het huizenblok bestond uit beneden- en bovenwoningen, dus misschien was dit wel het eerste flatje dat Monster gekend heeft. Pas vijftien jaar later werden achter de Haagweg ander flatjes gebouwd. Weliswaar kende ik ook andere mensen die boven woonden, mensen met een winkel of een andere zaak beneden. Ik herinner me de familie Boonstra die woonden in een vrijstaand huis dat voor de bovenwoning een aparte ingang had. Bij een vriendje woonde ook een echtpaar boven, een meneer en mevrouw Schellevis die later buren zouden worden van tante Jo en ome Pleun (het woord oom kende ik niet).
De voordeur van ome Pleun en tante Jo vond je in een portiek dat nauwelijk groter was dan een wc. Daar kwam ook een andere deur op uit. Vreemd genoeg rook het in dat portiek altijd naar warme vanillepudding. En zo sterk ook dat ik het jaren later in Utrecht kon ruiken door er alleen maar aan te denken.
En nu nog, nu de huizen verdwenen zijn, er andere woningen staan, ruik ik de vanillepudding. Door er aan te denken, maar ook als ik het kerkhof aan de overkant van de Molenstraat verlaat.
Het is een aangename geur.