17 februari 2022

De dierentuin lag er koud, winderig en ook tamelijk verlaten bij. Er was een halve schoolklas waarvan de kinderen in zelfstandige groepjes iets deden en er waren kleine kinderen, met wat ouders of grootouders daaromheen. Dieren waren er ook, maar veel waren het er niet. We zagen geen leeuwen of tijgers, wel twee giraffen en drie zebra’s en waar waren de beren van het berenbos? Ergens lag een berg bruin blad waarin ik pas een beer herkende toen Mente me vertelde dat ik wat beter kijken moest. Hij zal wel dood geweest zijn. Veel later zagen we nog een paar olifanten. Die reusachtige olifanten slingerden hun slurf tamelijk lusteloos langs een paal omhoog die veel weghad van een vlaggenmast. ‘Waartoe zijn zij op aarde?’ vroeg ik me af terwijl ik naar ze keek.
Er was ook een heel klein olifantje dat de luwte van een hoge muur zocht, maar het wilde ook bij de grote olifanten zijn. Toen er eentje naar binnen sjokte, ging het daar vanzelf achteraan, maar het kleintje was nog niet binnen of het draaide zich om en kwam weer terug naar buiten, waar nog een andere olifant bezig was met zo’n vlaggenmast. Pas toen ook die naar binnen ging, tien minuten later, volgde ook het kleintje.
Ik had alle tijd voor deze droeve waarnemingen want Lukas en Markus kregen er maar niet genoeg van om een glijbaan te beklauteren ̶ de ene nam een hele hoge, de ander juist de laagste ̶ en dan naar beneden te roetsjen. De kleinste op de laagste had nog het meeste plezier, want die gleed bij het klimmen telkens uit en steeds weer kwam hij net voorbij de baan nogal gevoelig met zijn billen op de harde grond. ‘Au!’ riep ie dan en klauterde weer glibberend omhoog.
In de binnenspeeltuin waren zand en water Lukas rende alle kanten op, terwijl Markus in een hoekje zand schepte. Een volstrekt zinloze bezigheid waarmee hij zich luid zingend en eindeloos wist te vermaken. Dat zingen van hem is wel wat. Hij pikt een melodietje op en verzint er wat woorden bij die hij als een mantra blijft herhalen.
Twee keer kwam er een andere driejarige bij hem zitten om zijn voorbeeld te volgen, maar niemand hield het zolang vol als hij.
Tot hij het water ontdekte. Dat hij een half jaar geleden met laarzen, jas en trui en al in datzelfde water gekukeld was, zodat ik hem uitgekleed maar in mijn jas gewikkeld naar de auto moest afvoeren, was geen reden om nu voorzichtiger te zijn. Dat wil zeggen: hij begon zich spontaan uit te kleden en dook met onderbroek en hemd in het water. Dat moest van ons, niet dat duiken, maar onderbroek en hemd aanhouden. De ervaring van vorig jaar had ons geleerd wat droog spul mee te nemen.
Lukas was in het aquarium nog wel erg gecharmeerd geweest van de kleine Nemo die er zwom en de kwalletjes vond hij ook heel mooi, maar hiermee hield de belangstelling van de jongetjes voor al die dieren daar wel zo’n beetje op. Ze verslingerden zich aan het glijden, rennen, klauteren, graven, hijsen en spetteren. Markus was ook enthousiast over de natte ‘pootspojjen’ die hij achterliet.
Het zou zo goed voor die beesten daar in Rhenen zijn als ze eens wat beter naar de kinderen keken die daar toch regelmatig langskomen om het goede voorbeeld te geven.
‘Waje idde diejetui, diejetui, diejetui,
waje idde diejetui, diejetui, diejetui.’ Onderweg naar huis bleef hij het maar zingen en toen ineens was het stil.