25 februari 2022

Twee voor Twaalf is een vorm van poëzie. Het heeft lang geduurd, maar vanavond is dat dan toch tot mij doorgedrongen. Het kan niet anders of ik ben een van de laatsten die de schoonheid van het programma ontdekten en dan bedoel ik dus dat aspect van poëtische schoonheid die je ‘a joy forever’ kunt noemen. Dat heeft niet met het decor te maken, of die merkwaardige tune, ook niet met Astrid Joosten, ja, ook met haar natuurlijk, maar de poëzie, die ik bedoel, de betovering dus die zich laat herhalen, zit in het concept. Het is de poëzie waarin alles klopt, zoals de bouwpakketten die ik als kind in elkaar zette, en dan vooral de vliegtuigjes. Daar had ik helemaal niets mee, met vliegtuigjes, maar de constructie ervan was uitdagender dan bijvoorbeeld die van Fallerhuisjes, al hadden die ook hun charme.
Nee, deze vergelijking klopt niet, want bij die bouwpakketjes ontbreekt de herhaalbaarheid.
Het doel van het spel is om met twaalf letters het goede woord te vinden, een queeste die twee keer twee deelnemers hebben te gaan. Zij worden geleid langs vragen en puzzeltjes waarvan de oplossing telkens één letter oplevert, dat is de eerste letter van het goede antwoord. Goede antwoorden leveren inderdaad een goede letter op, verkeerde antwoorden een letter die niet thuishoort in het straks te raden woord. Geen antwoord levert een streepje op en dat is in ieder geval minder misleidend dan een verkeerde letter.
Die letters staan in een willekeurige volgorde. In de laatste twee minuten van een ronde moeten de spelers de letters zodanig hergroeperen dat het goede woord tevoorschijn komt.
Tot gisteren stond ik er nooit bij stil dat niet de te beantwoorden vragen uitgangspunt zijn bij het maken van het spel, maar dat de vragen juist voortvloeien uit de twaalf letters van het woord. Dat is dus niet de uitkomst geweest maar het vertrekpunt. Voor de makers dus. Zo bewandelen makers en spelers hun weg door de quiz in omgekeerde richting. Ook dat is mooi.
Maar er is meer. Na de eerste volgt een tweede ronde. De spelers van ronde één vonden hun liefdesbrief en in de tweede moest men uitkomen bij verhuiswagen. Dat lukte, maar met verlies van punten onderweg. Die punten horen niet bij de poëzie van het spel. Poëzie leeft niet van verlies of winst immers.
Maar wel van verbanden. Zo merk je dat de vragen van de tweede ronde lijken op die van de eerste. Zo was er in de eerste ronde een vraag waarvan het antwoord Endlösung moest zijn; als pendant kwamen we in ronde twee het woord Arbeitseinsatz tegen; in één figureerde Franz Lehar, in twee Robert Stolz. Dat lijkt me voor de makers van de quiz een enorm gepuzzel.
Ik stel me een enorm werkblad voor, daar ergens in Hilversum met allemaal rondslingerende feitjes. Vervolgens worden er twee woorden bedacht en dan gaan de makers met al die losse dingetjes aan de slag om daar de gekozen woorden uit te laten komen. Alles moet als onderdeeltje in het woord passen maar ook corresponderen met een onderdeeltje van het andere woord. Ik denk dat de vreugde bij de makers minstens even groot is als bij de spelers die op basis van al die losse onderdeeltjes bij een mooi afgerond woord uitkomen.
Zoals een dichter blij is met een gedicht dat klopt. Zoals een lezer telkens weer betoverd wordt door de klank, de woordkeus, de melodie en de betekenis van een sonnet of zo.
Ja, Twee voor Twaalf kun je in zekere zin wel een sonnet noemen.