19 maart 2024
De toren van de grote kerk van Monster kon je al van heel ver zien en dat was een geruststellende gedachte. De grote kerk was niet de kerk die wij wekelijks bezochten, maar hij stond wel aan dezelfde straat waar wij woonden. Die heette niet voor niets de Choorstraat, de straat dus die begon bij het koor van de kerk. Wij woonden helemaal aan het andere eind van de straat, maar dat nam niet weg dat er een band was met die kerk, die werd bezegeld door de straatnaam. Tegenwoordig heeft het deel van de straat waar wij woonden een andere naam. Dat is wel jammer.
Die toren kan je bijna overal zien in Monster; daarbuiten trouwens nog makkelijker. Als ik bij mijn moeder achterop zat, wanneer we terugfietsten van de markt in ’s-Gravenzande, leek hij op afstand met ons mee te reizen, al kwam hij ook steeds iets dichterbij én hij veranderde van plaats: soms zag ik hem rechts voor me, maar ook wel links. Een andere toren was de toren van de Nieuwe Kerk van Delft. Die meende ik bij helder weer vanuit mijn slaapkamerraam te kunnen zien, als ik de verrekijker van pa gebruikte. Meende, zeg ik, ik twijfelde altijd. Omgekeerd niet. Vanaf de Nieuwe Kerk kostte het geen enkele moeite om de toren van het dan verre Monster te vinden.
Een derde toren was de vuurtoren van Hoek van Holland waarvan het licht elke avond over het behang naast mijn bed streek, over de schilderijtjes die daar hingen, ook over de ansichtkaart van de Nieuwe Kerk van Delft.
De Domtoren was ooit de toren van verre reizen buiten het Westland. Die raakt net als de Nieuwe Kerk van Delft steeds meer verstopt achter hoogbouw, de Dom blijft een vreugdevol geval omdat je hem vanuit de stad telkens ziet opduiken om zich vervolgens weer te verstoppen. Het lijkt wel of die knieën heeft, want hij kan zich verbergen door achter een huizenrij te verdwijnen. Een straat verder zie je hem dan langzaam maar zeker weer boven de daken uit tevoorschijn komen. Met een kind van drie voor je op de fiets is dat een omweg waard. Vindt de Domtoren. Die gaat graag door de knieën.
In Berlijn heb je de alomtegenwoordige Fernsehturm, een ambitieus project uit de late jaren zestig, in dat deel van de stad dat toen nog Hauptstad der DDR heette. Die is 368 meter hoog en het restaurant in de bol vind je op een hoogte van 205 meter. Dat is bijna twee keer de Dom. In 1975 ben ik er eens op geweest. Afgelopen zondag wilden Jaap en ik dat samen doen. Het weer was helder, dus dat beloofde wat. Maar de prijs, de wachttijd en de trein die ons weer naar Nederland zou voeren, vormden een wat ongelukkige combi.
Anders dan de Dom gaat deze toren niet door de knieën en ook steekt hij niet af en toe boven de huizen uit. Nee, hij komt juist telkens links of rechts achter een hoog gebouw tevoorschijn.
Jaap begint over de torens van San Gimignano in Toscane, ik denk aan de schoorstenen van het Westland. Tien- en tientallen zag ik er ooit vanuit mijn slaapkamerraam. Ze hebben zich allemaal verstopt.
Waarmee ik maar wil zeggen dat torens speelse gevallen zijn.