6 juni 2024
![](https://lenborgdorff.nl/wp-content/uploads/2024/06/oh20240606.jpg)
In Schotland rijden de mensen links van de weg en daarom zitten de sturen rechts. Dat is niets nieuws, maar wel vraag ik me af of er nog wel Vauxhalls zijn waarbij het stuur links zit. In 1925 kwam dit automerk in handen van GM, General Motors. Dat was nooit de naam van een automerk. Dat GM was alleen als een klein transparant stickertje terug te vinden op de achterruit. Zoiets ziet het kind in me tenminste nog voor zich. Het bleef desondanks lange tijd een Engelse wagen, ook in de jaren vijftig, zestig en zeventig, toen mijn vader in een Vauxhall reed. Zijn eerste kwam er pas een maand voor de jaren vijftig ophielden. Het was zijn derde wagen, het zou de eerste van zes Vauxhalls worden. Met deze auto keerde hij terug naar een Britse, want begin jaren vijftig begon hij met een Austin.
Achteraf verbaast het me dat mijn vader met zijn dikwijls uitgesproken voorkeur voor Engelse auto’s nooit een keer een bezoekje aan dat eiland achter Hoek van Holland bracht. Daar, aan de Nieuwe Waterweg, zag hij immers regelmatig de boten die naar Harwich voeren of daar vandaan kwamen. Een eitje zou je zeggen. Hij reed wel naar Italië of Noorwegen (of liet zich rijden in zijn eigen auto), in zijn Engelse auto.
Je had de Vauxhall Cresta en de Vauxhall Victor. Mijn vader koos voor de Victor. Een slag bescheidener dan de Cresta waarin ome Rien reed. Die had behalve een Cresta ook een pinkring, en zo’n ringetje vond pa een beetje teveel van het goede. Misschien heeft zijn bescheidener keus daarmee te maken. Je weet maar nooit, al kan het ook zijn dat hij toch een beetje rekening hield met mijn moeder die al helemaal niets moest hebben van alles wat maar zweemde naar dikdoenerij.
Het is daarom ook wel weer opmerkelijk dat hij een hekel had aan de Vauxhall Viva en aan de Caravelle. Dat waren nog bescheidener
Vauxhalls. Die deden in zijn ogen afbreuk aan het Engelse decorum dat zijn auto toch nog altijd met zich mee bracht.
In 1973 kwam er in plaats van een Vauxhall een Ranger voor de deur. Zijn vertrouwde dealer had hem verteld dat die Ranger in feite hetzelfde was als een Vauxhall. En dat was ook zo. Maar vervolgens zag pa zijn Ranger ook regelmatig als Opel rijden. Hij vond die Ranger eerlijk gezegd een prettige wagen, maar het feit dat die Ranger nog meer een amper verkapte Opel was dan een Vauxhall viel nauwelijks te verteren. Gelukkig wisselde pa zo om de twee jaar van auto, dus daarna kon hij weer terug naar zijn Vauxhall.
Het was een gelukkige verbintenis, wat ook gold voor pa’s relatie met zijn autodealer. Die vertrouwde hij zo blindelings dat hij begin 1981 op diens aanraden overstapte op een Citroën. Een slanke auto met een vering om te zoenen en die ook heel lekker zat.
Nog geen maand later had mijn vader vreselijke spijt. Deze wagen was hem te licht, te luchtig. Teveel zijde en veel te weinig tweed. Hij vroeg zich af of hij hiermee zijn twee jaar wel vol zou maken. Welnu, dat werden er veel meer, voor de auto, niet voor pa. Die overleed toen de Citroën nog maar amper was ingereden.
Zodoende heeft hij de grote teloorgang van het hem zo dierbare merk in de jaren tachtig niet meegemaakt. Toen werden Opel en Vauxhall volledig gelijkgeschakeld en vervolgens verdwenen de Vauxhalls van het continent.
Maar in Groot- Brittannië rijden ze dus nog, wel met dezelfde modelnamen als hun pendanten op het vasteland, dus Corsa, Astra, Mokka. Zonder het logo met die rare bliksemschicht, maar wel met die zo mogelijk nog merkwaardiger griffioen die men de kop omdraaide.
Je ziet hier veel meer Vauxhalls dan dat je in Nederland Opels ziet. Ze halen me allemaal in.