2 januari 2023

‘De daad die men naliet heeft meer kwaad dan de daad gedaan,’ vertelt Nijhoff in zijn gedicht Het Uur U. Vandaar dat ik gisteravond met een zwaar hart in bed stapte.
Vlak voor ik insliep kwamen enkele regels van Boudewijn Büch voorbij, wat op zich niet zo vreemd is, rond oud en nieuw, want daarover gaat zijn gedicht In the blue waters of heaven. Dat begint zo: ‘het jaar gestorven voor het weer begon.’
Had ik het, vroeg ik me af in dit nog zo kakelverse jaar toch alweer verprutst? Ondanks die vervelende vraag en de dichtregels van Nijhoff sliep ik heel snel in voor een lange nacht.
Wij hebben sinds kort nieuwe buren en die hebben twee auto’s. Dat was één. En twee: hier in de straat kan maar aan een kant geparkeerd worden. Om lust en last evenredig te verdelen hebben de bewoners ooit besloten om de auto’s in even jaren aan de ene kant van de straat te zetten en in oneven jaren aan de andere kant. Het grote wisselen moet dan plaatsvinden op 1 januari, maar het duurt een tijdje voor dat zoiets echt gebeurd is. Gisteravond stond de helft nog aan deze kant, zag ik. Dat moet iedereen zelf maar weten. Dat is zo, maar niet als je dat niet weet. En wisten mijn nieuwe buren het wel? Ook hun auto’s stonden aan de sinds de jaarwisseling verkeerde kant.
Waarom was ik overdag niet even langsgelopen om ze er op te wijzen? Nu was het daarvoor te laat. Het licht bij de buren was al uit.
Die bezorgdheid van me had niets te maken met burgerlijke gehoorzaamheid en kleinzielig regelfetisjisme, maar wel met geld.
Op werkdagen moet je hier in de straat tussen zes en elf geen parkeerovertreding maken, want dan rijdt er een autootje rond met twee parkeerwachters die dat nauwlettend in de gaten houden en die onverbiddelijk toeslaan bij een wagen waarvoor geen parkeergeld is betaald en al helemaal bij een auto die verkeerd geparkeerd staat, ook als dat het gevolg is van die jaarwisseling en iemand nog nieuw is in de straat. Dat hebben we al eens meegemaakt.
Dus ik wist het! En toch waarschuwde ik niet. Ik bezondigde door een daad na te laten en zo bracht ik schade aan het smetteloos begonnen nieuwe jaar.
In een ander, ook al vaak door mij aangehaald gedicht van Nijhoff, namelijk Het Veer, lees ik gelukkig:
‘Men troost ons, zeggend: Gods barmhartigheid
reikt verder dan zijn wet.’
Dat schoot door me heen toen ik zojuist de jaloezieën optrok en zag dat hun auto’s nu aan de goede kant van de straat stonden. Natuurlijk waren er die nog geen actie hadden ondernomen, maar dat waren de dreutels die het hadden kunnen weten. Daar heb ik geen medelijden mee.
En zo begin ik met een nu onbezwaard gemoed aan de rest van het nieuwe jaar, niet door eigen verdienste weliswaar, maar toch onbezwaard. Gelukkig nieuwjaar.