12 juni 2022

Het blaadje met klusjes ligt plat op de bodem van de papierbak en om mij heen staan wat tassen en tasjes, allemaal goed gevuld. Dat betekent dat de rust al een beetje weerkeert en we langzaam maar zeker kunnen overschakelen naar de een-voor-eenstand. Dat is de stand waarin een mens het best gedijt.
Op mijn dagelijkse takenlijstje staat altijd een fietstochtje en dat is maar goed ook; het zou er anders veel te makkelijk bij inschieten. Eergisteren niet en zo fietste ik het rondje dat ook langs de Vecht voert. Ik ben iemand van uitzicht. Bossen zijn leuk, een heuvel of berg, maar ook een straat of steeg, het heeft allemaal zijn charme, maar ik ben en blijf vooral iemand van de zee, het strand, de polder en het weiland. Ik ben laaglandelijk ingesteld en daarom kwam dat door allerlei fluttaakjes belaagde hoofd dat boven mijn stuur hing zo tot rust, daar langs dat water links en rechts het weiland.
Taken stapelen zich zo makkelijk, worden muren, bergen van werk of een woud van kronkelige muizenissen, bedacht ik. Maar op mijn rode fietsje, daar langs de Vecht, leek het wel alsof alles wat zich in mijn kop had opgestapeld tot een berg van ellende een kwartslag maakte, plat werd, teruggebracht werd tot punten die je op de wandeling of de fietstocht een voor een aandoet.
De fietstocht was overigens een onderbreking van wat redactioneel werk dat ik achter de computer had zitten doen. Met andere woorden: ik had dus de hele dag mijn aandacht gegeven aan een scherm dat als een muur voor me stond als een vervaarlijk grijnzende toekomst. En kom daar maar eens ongeschonden doorheen, door zo’n muur. Landkaarten en kranten, ook die houden mensen vaak voor zich als ze zich willen oriënteren op de weg die ze moeten gaan of de wereld waarin ze leven. Het is een wereld in opstand. De fietstocht gunde mij een horizontaal bestaan: alles wat opeengestapeld op me af kwam, legde zich neer. Er was overzicht, verte, en voor een obstakel hoefde je je benen maar een beetje verder op te trekken.
En nu heb ik al die dingen die ik mee moest nemen niet langer als een onneembare vesting in mijn hoofd maar keurig ingepakt om me heen, in tassen. Ik kan er overheen kijken.
Ik moet ineens denken aan het gedicht Ook de vissen van K. Michel. Daarin wordt de Hofvijver overeind gezet
‘[…] rechtstandig als een majestueuze wand van water
om het licht de diepte te laten doorstralen
om de stad een doorzichtige spiegel te bieden [...]’
Dat gedicht heeft weinig te maken met die opstandige muizenissen, maar tijdens die fietstocht van eergisteren moest ik er toch even aan denken, aan dat gedicht. Dat kun je je vast wel voorstellen. Het is een leuk gedicht. Misschien ken je het al en anders moet je het maar eens te pakken zien te krijgen.