Och Heden – 5 juni 2023

De wereld jankt om aandacht voor andere zaken dan een fietstocht die twee mannetjes door het Duitse Frankenland maakten. Onderweg kwamen zij veel leeftijdgenoten tegen met net zulke kekke fietstassen als zijzelf, maar die van hen waren minder gevuld én hingen aan forse e-bikes. Alleen bij uitzondering bevond zich in de bepakking van andere fietsers een tent. In ieder geval verdwaalden onze tentjes op een camping meestal tussen caravans en campers. Of we hadden in tegenstelling tot die caravanisten een veldje, soms zelfs een ruim veld, voor onszelf of maar een paar anderen. Dat maakte ons tot bewonderenswaardige avonturiers in de ogen van anderen. Het was, kun je zeggen, de optelsom, van leeftijd, gebrek aan elektriciteit en het gebruik van een linnen dak (wat niet klopt: onze buitententjes zijn van zuivere kunstvezel).
Alleen op de camping in Bamberg stonden we aanvankelijk echt dicht op elkaar en bij Schweinfurt kregen we gezelschap van een kamperende fietser die ongetwijfeld nog ouder was dan wij en die bovendien zijn eigen potje kookte. Bij ons kwam het daar dit jaar niet van, dankzij de aantrekkelijke en betaalbare keukens die we tegenkwamen. Meestal gaat het buiten de tent eten mij na een paar dagen vreselijk tegenstaan. Nu niet. Omdat Henk onze geldpot beheert, houd ik mij niet bezig met de uitgaven.
Buitenshuis heb ik doorgaans een pet op. Mijn hoofd is een zeer temperatuurgevoelig geval dat niet goed tegen kou kan, maar dat ook niet houdt van volle zon. Dat verklaart misschien waarom ik zo probleemloos met een fietshelm op mijn hoofd heb kunnen fietsen.
Vanaf het moment dat voor bromfietsen de helm verplicht werd, heb ik niet meer op een bromfiets gezeten. Voor een gewone fiets is de helm weliswaar niet verplicht, maar vooral in Duitsland voelde ik me vorig jaar wel een rare uitzondering tussen die andere toerende fietsers en toen zelfs vriend Koos me onlangs, maar wel met enige gêne, bekende dat hij aan de helm zou gaan voor zijn langere tochten, wist ik dat ook mijn tijd gekomen was. Zo is het gegaan. Zolang ik mezelf niet met dat rare ding op een foto zie, is het allemaal best te doen. Wel slaat zich bij een bepaalde zonnestand een schaduw voor me uit die ik niet herken. Alsof er een ander op de fiets zit.
Zadelpijn, een ongemak waaraan je maar moet wennen, maar ook een graadmeter. Als je vaker op je trappers gaat staan, weet je dat je zo langzamerhand eens moet stoppen. Een volgende dag heb je de eerste uren sowieso nergens meer last van. Behalve als er zich in de geheime delen die om het zadel worden geklemd een kleine beschadiging bevindt, zoals dit jaar en ik zwijg er verder over.
We hebben onderweg onze ketting nog wel een keer geolied, maar de fietspomp hadden we net zo goed thuis kunnen laten. Ik zeg dit met dankbaarheid, want er zijn jaren geweest dat we enorm getobd hebben met lekke banden. Niets van dit alles nu. De fietsen hebben zich keurig gedragen. De tenten trouwens ook.
Henk en ik registreerden dagelijks onze plussen en minnen van die dag. Als je de minnen bekijkt, zou je bijna gaan denken dat we hier te maken hebben met twee zeurderige mannetjes die graag klagen. Zo is het niet. Wij hebben manmoedig de taak op ons genomen om ook de minnen van de reis te vermelden. We zeuren niet, we zijn plichtsgetrouw. Plussen noteren we ook. Daarbij springt de aantrekkelijkheid van het traject eruit en zo eindigt dit stukje met een slot dat je niet erg verrassend kunt noemen. Het spijt me.