15 maart 2025

Het was op de boot en we zaten aan tafel en Mente wilde weten wat ik het hoogtepunt van ons weekje Edinburgh had gevonden. Daar hoefde ik niet lang over na te denken: de Scottish National Gallery. Niet voor niks waren we daar drie keer heen gegaan. Zondag voor een eerste impressie, maandag voor een zeer uitgebreid bezoek en woensdag omdat we een paar werken toch nog een keer wilden zien, want wie zegt ons dat we ooit in Edinburgh terugkomen? Dat dacht ik overigens wel toen we daar rondliepen, maar zoiets is een verraderlijke gedachte. Je weet het niet. Het hoogtepunt was dus dit museum, een gedeeld hoogtepunt: Mente dacht er net zo over. Een dieptepunt was er niet. Zo waren we blij dat we The Castle hadden bezocht, die onvermijdelijke kolossale steenpuist die de stad domineert. Maar als we ooit weer in Edinburgh komen, hoeven we daar niet meer heen. We brachten ook nog een bezoek aan de Scottish Parliament, aan de andere kant van de Royal Mile die begint bij dat kasteel waar we niet meer heen hoeven. En dat geldt toch ook wel voor dit moderne gebouw, al viel er voor Mente meer te mopperen dan voor mij. Bij de eerste aanblik had het er zo verrassend uitgezien. Het maakte nieuwsgierig. Hoe zou het daar van binnen wezen. Onze Michelingids wist het wel: we moesten er vooral ook binnen kijken en dat viel wat tegen. Al dat beton en dat lichte eikenhout, vond Mente. Ik had meer moeite met het kruip-door-sluip-doorkarakter daar binnen. De grote zaal zag er wel mooi uit.
Het enige nadeel was dat je daar geen foto’s mocht maken. Het ontwerp is van Enric Miralles die overigens in zijn korte leven ook verantwoordelijk was voor de uitbreiding aan de achterkant van het Utrechtse stadhuis, ook al zo’n postmodern geval. De ligging is mooi en de buitenkant van het gebouw blijft verrassend, maar een volgende keer gaan we er niet meer in. Dat is duidelijk.
Het moge duidelijk zijn dat we ook het nodige gemist hebben. Whiskyproeverijen zijn aan ons en winkels aan mij niet besteed, dus daarbij kun je amper van gemis spreken. Maar de moderne pendant van de Scottish Gallery hadden we ook nog willen bezoeken en dat kwam er dus niet van. We bezochten St Giles en de kapel in Rosslyn, maar we hadden best een paar kerken meer in gewild. Ik vraag me wel eens af wat mensen in een stad te zoeken hebben als er niet een paar fraaie kerken zijn en een mooi kunstmuseum. O ja, van de vrolijke rugbysupporters vorige week zaterdag hebben we ook erg genoten en aan het eind van de middag hebben we met plezier de wedstrijd tussen Schotland en Wales gevolgd, op televisie. Zonder die overweldigende hoeveelheid supporters overdag zouden we niet op het idee gekomen zijn. Of die supporters ook kerken bezochten en langs de prachtige schilderijen van de Gallery zijn geschuifeld, weet ik niet.
De brug heb ik nog niet genoemd, de Forth Rail Bridge, een paar kilometer buiten de stad. Je kon vanuit ons hotelraam een van de drie grote bogen zien. Die brug was een vreugde en van de misschien wat gewone omgeving van het hotel – aan de ene kant een heuvelachtig bos, aan de andere een uitgestrekte woonwijk – begon ik iedere dag wat meer te houden. Die woonwijk, daar had ik ook nog wel doorheen willen lopen.