05 december 2022

Omdat ik geen zin had in onbedaarlijk koude handen besloot ik niet te gaan fietsen maar een stuk te wandelen. Zo kwam ik langs de school die mij jarenlang een boterham opleverde. Er is alles aan gedaan om het mij vertrouwde verleden uit te wissen: het gebouw van toen werd afgebroken en vijftig meter verderop verrees een ander, onder een verse naam. De leerlingen die er zich nu thuis of erbarmelijk voelen, werden lang na mijn vertrek geboren. Zij kennen mij niet en van de collega’s van toen werken er nog twee, als ik het goed heb.
Daarom liep ik vanmorgen langs het gebouw, alsof ik een vreemdeling was zeker, die verdwaald was zeker, maar geen sterveling vroeg naar mijn naam. Ongezien en ongekend.
Gelukkig kwamen Annette en haar wandelmaatje me tegemoet en zo kon ik mijn nood klagen. Niemand gelooft er namelijk meer in mij, maar ooit was ik de Sinterklaas van College Blaucapel. En dat was geen sinecure. Ik klom er bijvoorbeeld echt voor op het dak van de school en in de aula moest ik de Pieten uitdrukkelijk verbieden om iets in d’een of and’re hoek te gooien, omdat de boel binnen de kortste keren met nog veel meer kracht werd terug gegooid. Pepernoten werden levensgevaarlijke projectielen.
Daar stond weer tegenover dat het heel leuk was om voor het oog van de leerlingen in een volgepakte aula iemand over de knie te leggen die de dag ervoor en daarna weer een collega van me was. Om maar iets te noemen. Ook was het altijd leuk geweest om de avond ervoor als Sint bij de pakjesavond van de brugklassen langs de lokalen te gaan.
Ach ja, het was voorbij.
De dames troostten me met de opmerking dat ik er nog steeds uitzag als een echte Sinterklaas, maar bij volwassenen weet je natuurlijk nooit precies wat daar mee wordt bedoeld. We liepen verder, zij de ene kant op en ik de andere.
‘Nou, dag hoor, meisjes,’ zei de Sinterklaas die ik me weer even voelde en de vrouwen groetten me onderdanig alsof zij nog zeven waren.
Op de terugweg kwam ik weer langs het gebouw en nu kon ik het niet laten om toch even naar binnen te lopen.
‘Komt de Sint hier nog vandaag?’ De twee mensen achter de balie kenden me niet en dat was wederzijds. Wel werd met verteld dat de kinderen vandaag eerder vrij waren en ze in hun kluisje een chocoladeletter zouden aantreffen. Dat was een beetje een punt zag ik aan hun blikken, want leerlingen willen niet dat hun kluisje door iemand van school geopend wordt. Dat weet ik maar al te goed, en dan niet als Sint. Maar ja, een chocoladeletter van Sint wil toch iedereen.
In de lagere klassen waren wel lootjes getrokken, dus de onderbouwers zouden straks nog een feestje hebben, samen met hun mentor. Er waren ook wat hogere klassen die zoiets zelf georganiseerd hadden.
Hun mededeelzaamheid had te maken met een derde persoon die bij ons was komen staan. Zij liet merken dat zij mij ergens van kende.
‘Ik weet weer genoeg,’ zei ik en ik liep weg.
‘Hij heeft hier ooit muziek gegeven,’ hoorde ik nog zeggen. Daar heb ik niet op gereageerd; ik ben gewoon doorgelopen.
Maar het stak me wel een beetje. Ik gaf hier helemaal geen muziek. Ik was de Sint geweest van deze school! Daarvoor was ik nu te oud.