18 december 2022

Vanmorgen in de kerk ventileert Jan een opvatting over rituele gebruiken waarbij hij ter verduidelijking Rembrandt tegenover Van Gogh plaatst en daarbij Rembrandts wijze van schilderen analoog noemde. Die van Van Gogh noemde hij niet digitaal, maar wel was duidelijk dat de analoge wijze van schilderen zijn voorkeur had. Dan vielen vorm en inhoud samen. Nu hadden we het niet over kunst en ik begreep wel wat Jan bedoelde, maar op dat moment kwam alles bij me in verzet. Blijkbaar had Jan nooit goed genoeg van dichtbij naar schilderijen van Rembrandt gekeken. Ten tweede deed hij schilderkunstige praktijken verschrikkelijk veel geweld aan door die in het keurslijf van een of ander beeld ter verduidelijking van heel iets anders te gebruiken. Ook een bij beeldspraak gebruikt beeld heeft recht op een behandeling die zijn herkomst respecteert.
Dat zei ik allemaal niet en dat kon ook niet, want er kwam iemand tussen met de vraag of er nog chauffeurs beschikbaar waren om ouderen naar en van het kerstdiner te vervoeren. Daarna ging het weer ergens anders over.
Maar de opmerking van Jan triggert me wel, want het bezoek aan Suze Robertson smeult nog na. Net als Van Gogh, maar ook als Rembrandt zette zij kleuren en lijnen zodanig naast en soms ook dwars door elkaar dat ze op een afstand iets heel anders suggereerde dan van dichtbij. In Jans redenering verdient de verfmenger die al schilderend ook nog de beweging van het afgebeelde volgt de voorkeur boven de kunstenaar die van de toeschouwer vraagt om zelf uit wat zij of hij ziet een beeld samen te stellen.
Nou, ook als je met je neus op een schilderij van Helmantel gaat staan, kom je verfstreken tegen. Eén van de charmes van het werk van een fijnschilder is trouwens het ‘bedrog’ dat je ontdekt als je dat van heel dichtbij bekijkt. Je zou ook kunnen zeggen dat een fijnschilder doet alsof er niet met verf gewerkt wordt in de hoop dat je dat ziet.
Iemand als Suze Robertson brengt een schilderij tot stand door de verf verf te laten zijn, door het de schilderskwast te gunnen om ondubbelzinnige sporen achter te laten en door constituerende lijnen niet te verdoezelen. Alsof het werk op dat moment tot stand komt. Een beetje een fijnschilder zal natuurlijk zeggen dat glans van bijvoorbeeld een geschilderd oog ook alleen maar bestaat bij de gratie van een puntje wit en dat het juist mooi is als een toeschouwer dat ziet: zowel de glans van het oog als die dunne witte stip.
Met mijn kunstzinnige Haagse vriend, Gerard dus, keek ik honderd jaar geleden al eens naar manchetten op zeventiende-eeuwse schilderijen. Rembrandt, maar ook een Frans Hals, beiden leken die op het doek na te schilderen alsof ze zelf aan het kantklossen waren, zo leek het op hun vaak wat vroegere werken. Manchetten of kragen op latere schilderijen ‘waren’ op afstand nog steeds van kant, maar kwam je dichterbij, dan verloor je jezelf in een struikgewas van snel en kriskras neergezette lijnen. En zo zaten hoeden, gordijnen en ook de gezichten van geportretteerden in elkaar: een verzameling van lijnen, strepen en klonten kleur.
Op de tentoonstelling van Suze Robertson hangt ook haar schilderij ‘In gedachten’, een werk uit 1903. Ik maakte er een foto zoals je ziet. Maar ook zette ik de lens even heel dicht op het doek. Het resultaat is en blijft spannend. De schilderijen van Suze Robertson ontstaan terwijl je er naar kijkt, vooral als je regelmatig een paar stappen voor- of achteruit zet.
