06 januari 2022

´We gaan naar een bos!´
Ik kon het nog zo vrolijk zeggen, de jongetjes reageerden niet zoals jongetjes moeten doen, met een enthousiast joechei waarbij ze onmiddellijk vergeten waar ze mee bezig waren.
De jongste wilde blijven spelen met zijn autootjes. Die miniatuurtjes vergen hier binnen inderdaad nauwelijks iets van het klimaat. Ze verlangen geen andere energiebron dan kindervingertjes en hun uitstoot is nihil, maar zelf moesten die jongetjes voor frisse lucht niet de hele dag met hun neusjes boven een parketvloer blijven hangen.
Lukas had de opmerking van zijn broertje gehoord, maar hij had ook naar mijn gezicht gekeken en hij begreep dat ik in staat was om kindertranen op de koop toe te nemen, maar dat laarsjes en jas onontkoombaar waren.
´Een speelbos daarom,´ zei hij.
Dat vond ik een slim compromisvoorstel. Probleem is alleen dat ik dergelijke bossen alleen van een vaag horen zeggen ken. Er is iets achter de Gageldijk, bij het Noorderpark.
Markus begon door te krijgen dat die autootjes van hem geen optie meer waren, maar wel dat er te discussiëren viel over een buitenactiviteit; daarom gooide hij het jifpahk in een strijd die hij langer volhield dan zijn grote broer, maar vergeefs. Ik vond het Griftpark te veel gevraagd: daar waren we eergisteren nog geweest, bovendien zijn er daar amper bomen. Markus kon blijven hameren op zijn jifpahk, en dat deed hij met verve, ik wilde toch echt iets met kloeke bomen.
Snelle raadpleging van mijn mobieltje leerde dat er vijf kilometer verderop, bij Oud-Zuilen, een speelbos was met de naam Niftarlakepark. Die naam beviel me, zoals ingewijden zullen begrijpen. Eén blik op het scherm was genoeg om te weten waar ik moest zijn. Ik reed er blindelings heen, met de twee jongetjes achterin. De een luisterde op eigen verzoek naar de kerstplaat van Bert en Ernie, de ander zei dat hij naar het Jifpahk wilde.
Het park op de plaats van bestemming was geen speelbos en heette geen Niftarlakepark. Ik had te snel mijn conclusies getrokken en moest nu een stukje terugrijden.
‘Jifpahk,’ hervatte Markus de strijd.
‘Nee, we gaan niet naar het Jifpahk, we gaan ergens anders heen. Het heet trouwens geen Jifpahk maar Griftpark. Grrr, zoals een leeuw doet. Maar daar gaan we dus niet heen.’
‘Opa, je praat door Bert en Ernie heen.’
Het Niftarlakepark noemt zichzelf een speelbos, maar dan is het wel een bos met elders omgevallen en vervolgens daar neergelegde bomen en iets vergelijkbaars geldt voor de korte stammetje die uit de grond steken. Een bos was het niet en in het spelen had ik een hard hoofd. Een kloeke glijbaan, een kleintje en een kabelbaan en veel modder. Dat was het wel. Wat had ik me vergist.
Dat voelde ik helemaal toen ik me geroepen voelde om Markus het goede voorbeeld te geven door ook zelf in vredesnaam een keertje de kleine glijbaan te nemen. Ik word wat stijver en dat merk ik vooral als er kleine, meedogenloze kinderen in de buurt zijn. Na de glijbaan voor de vijfde keer genomen te hebben, viel dat trouwens wel mee.
De jongens hadden het uitstekend naar hun zin. Dat Markus met zijn laarsje in de modder bleef steken was een voorval waar hij bijzonder vrolijk van werd en dat bleef hij de rest van de middag.
Ze wilden niet naar huis. Natuurlijk wilden ze dat niet.
‘Maar we gaan nu nog naar het Griftpark, Markus, dat wilde je toch?’
‘Nee, ik wil naar oma.’
‘Dan doen we dat.’
‘En Bert en Ernie,’ zei Lukas en toen waren we weer stil.