Och Heden – 20 juli 2023

Van onze fietstocht door het Frankenland, twee maanden terug, maak ik een fotoalbum en daarbij blader ik ook door mijn notitieblokje en tref ik bij 30 mei de woorden ‘kussentje’ en ‘sleutel’ aan. Over het kussentje heb ik toen iets geschreven. Dat sleuteltje had ik verdrongen, maar nu weet ik het weer.
Bij een supermarkt bij Bischberg stapten we af voor iets lekkers voor bij de koffie; dat hoort erbij. En zo was er nog het een en ander. Een ernstige teleurstelling was dat mijn lege 7upfles niet werd ingenomen. Die liet ik maar verdwijnen in een afvalbak daar. Dat Henk al aan de overkant klaar stond om weg te rijden, terwijl ik nog van alles aan het doen was, hoort bij ons vaste patroon: ik haast me, Henk wacht. Bijvoorbeeld omdat ik mijn fietssleuteltje niet kan vinden. Dat zit altijd in een andere zak of, bij nader inzien en nogmaals tasten, toch niet. Vandaag bleef het onvindbaar. Waar was dat sleuteltje toch? Hoe kwam ik aan een betonschaar om het slot open te krijgen? Ik kan dat sleuteltje helemaal niet kwijt zijn; het moet er zijn. Ik beklopte eerst mijn kleren nog eens. Gooide mijn stuurtasje leeg. Trok de zojuist zorgvuldig opgeborgen boodschappen uit de hoeken en gaten die ik er voor had weten te vinden. Als ik het slot doorknip, weet ik zeker dat ik even later het sleuteltje terugvind. En Henk maar wachten, aan de overkant. Ik moest opschieten. Nee, niet opschieten, ik moest dat sleuteltje vinden. Opnieuw de winkel in, schappen langs, de gangen door. Alles stond er nog, maar nergens een sleuteltje. Hoe vind je een sleuteltje in zo’n grote winkel? Had ik het op een plank neergelegd? Deed ik wel boodschappen
met een sleuteltje in mijn hand? Bij de kassa was men overduidelijk niet in mijn probleem geïnteresseerd. Ik haalde de afvalbak met de niet geaccepteerde frisdrankfles leeg. Enkele personeelsleden keken misprijzend maar zwijgend toe.
Ik liep weer naar buiten. Henk kwam terug. Het sleuteltje bleef onvindbaar. Na een alweer vergeefse rituele dans om de fiets. Het winkelwagentje! Ja, we hadden een winkelwagentje gebruikt. Ik onderzocht de karretjes. ‘Daar heb jij het karretje wel vandaan gehaald,’ zei Henk, ‘maar ik heb het in een andere rij teruggezet. Daar.’ Ik zakte door de knieën en daar zag ik mijn sleuteltje. Het bengelde tussen het metaaldraad van de traliebodem.
Had ik mijn sleuteltje zomaar in het winkelwagentje gegooid? Was ik tot zoiets stoms in staat? Na de schrik om het verloren sleuteltje, was er de paniek om mijn mentale staat.
Ineens wist ik het. Ik draag buiten doorgaans een pet, maar die zet ik af als ik ergens naar binnen ga. Vaak gooi ik er dan mijn sleutels in. Terug bij de fiets (of auto) gaat de pet op mijn hoofd en het sleuteltje weer in zijn slot.
Een novum op deze fietstocht is mijn fietshelm, jawel, ook ik heb er nu eentje. Maar een helm is geen pet. Een van de verschillen is dat een helm sleuven heef, een pet niet. Dat maakt een helm minder geschikt om achteloos zoiets kleins als een sleutel in te bewaren. Al helemaal niet als je die helm vervolgens in een winkelwagentje legt.
‘Je moet er een stukje over schrijven,’ zei Henk bij onze eerste stop. ‘Dat weet ik niet, hoor, maar ik zal het in mijn notitieblokje zetten.’ Daarom kwam ik daarin zojuist het woord ‘sleuteltje’ tegen. Om Henk ter wille te zijn dus. Zelf was ik het liever vergeten.