5 april 2024
The Gibbs Farm is een uitgestrekt gebied boven Auckland, Nieuw-Zeeland. Zo uitgestrekt dat de belangrijkste landschapskunstenaars er hun gang konden gaan om er iets moois neer te zetten. Blijkbaar speelde ook geld geen rol, voor meneer Alan Gibbs. In dat prachtig glooiende land golft ook een muur van staal mee, 250 meter lang, zes meter hoog. De platen zijn ruim zes centimeter dik en ze hellen. Het is een object dat het mogelijk moet maken, in de woorden van de ontwerper Richard Serra, om het landschap te ervaren. Ik ben er diep van onder de indruk geraakt toen ik het zag. Het enorme kunstwerk is in harmonie met zijn omgeving. Wie harmonie zegt, zegt ook balans en rust. Maar hoeveel kracht is er in dat land werkzaam om die harmonie mogelijk te maken? Er is een betonnen fundament van vier meter diep, met daarop dikke stalen platen. Omdat de platen van het kunstwerk elkaar raken en staal nu eenmaal uitzet en krimpt, moet het bouwwerk kunnen bewegen over de platen op het fundament. Voor rust en balans zijn sterke, zachte krachten blijkbaar onontbeerlijk.
Het is ook bijzonder om langs de lange muur te lopen. Er gaat warmte van uit, vandaar dat schapen die opzoeken als het wat kouder wordt, maar ook het geluid past zich aan. Stemmen worden warmer. Er is een voortdurende luwte. En dan is er de kleur van het staal, dat glanst als de zon schijnt en donker wordt wanneer het regent.
Sinds de Gibbs Farm ben ik fan van Serra en ik heb op verschillende plaatsen werk van hem gezien, in Nederland en daar buiten, meestal veel kleiner dan de Te Tuirangi Contour, maar altijd boeiend. Vorige maand overleed Richard Serra. Toen pas kwam ik erachter dat zijn grootste werk in Europa te vinden is bij Zeewolde. Ik schaamde me ervoor dat ik dat werk niet kende. Helemaal omdat ik anderhalf jaar geleden nogal uitgebreid bij Zeewolde heb rondgewandeld,
toen Sea Level er al meer dan dertig jaar stond. We moesten er maar gauw eens heen gaan, vond Mente en dus reden we deze week naar Zeewolde, waar ik ontdekte dat ik het kunstwerk wel gezien had indertijd, maar zonder het te zien. Ik herinnerde wel lijnen, geen kunstwerk, en al helemaal niet van Serra. Maar het is er weldegelijk. Twee rechte muren, van tweehonderd meter lang, staan in elkaars verlengde op een afstand van elkaar van tweehonderd meter. Die tussenruimte wordt diagonaal doorsneden door een vaart. Omdat het park bij Zeewolde golft, komen de muren uit het niets uit de grond. Ze volgen de zeespiegel en dat betekent dat de beide muren bij hun eindpunt tweeënhalve meter hoog zijn. Muren van beton zijn het, lichte, horizontale lijnen, in een landschap dat zich kenmerkt door zijn horizontaliteit, om een woord te gebruiken dat ik niet terugvind in de Dikke Van Dale.
De muren ogen verre van spectaculair, sterker nog, je kunt er zoals ik anderhalf jaar terug met je neus bovenop staan zonder ze te zien. Maar intussen dragen ze dus bij aan de horizontaliteit van land dat net zo goed nog water had kunnen zijn.
Nu ik het wist, viel de muur juist op en begreep ik hoe vanzelfsprekend het is om op die muur te gaan lopen. Ik zag tenminste een hond die dat een hele tijd volhield, maar toen hij in de verte een wielrenner zag, sprong hij eraf en rende naar de man op de fiets. Een jongen floot hem zonder veel overtuiging terug; hij wist dat het wel goed zou komen, dat zag je. De jongen liep even later ook over de muur. ‘Doe je dat vaker, over die muur lopen?’ vroeg ik. Hij zei dat vanzelf gaat. ‘Het is ook leuk om te doen.’
Langs de muur lopen is ook leuk. De geluiden om je heen veranderen, ook heb je het idee dat je het water inloopt. Zonder nat te worden.
Ik wil meneer Serra hartelijk bedanken.