13 december 2022

Van Mondriaan weten we dat hij Suze Robertson bewonderde en het is wel duidelijk dat hij bij zijn ontwikkeling ook heel erg naar haar werk heeft gekeken. Haar bouwwerken, gestalten en koppen zijn vormen en ze gebruikt kleuren naast en door elkaar die heel erg van verf zijn. Haar werk is zo aangenaam aards. Haar man verslingerde zich aan kerkinterieurs, waar ik om allerlei redenen ook gevoelig voor ben, maar Suze stak met haar werk met kop en schouders boven hem uit. Hij verkocht nauwelijks. Zij wel. Al zegt dat niet alles, zoals we weten.
In De Posthoorn, ingeklemd tussen Ferry Mingelen en Karel de Rooij van Mini & Maxi, stortte ik me op een uitsmijter die net zo aards was als het werk van Robertson. Er kwam wat esoterie langs in onze gesprekken, wat antroposofie en euritmie, wat mystiek ook. In dat opzicht lopen de wegen van Gerard en mij niet helemaal parallel. En ook daarover hadden we het. Want bij Robertson kom je dat helemaal niet tegen. Alles wat zij maakte is erg van materiaal gemaakt en wat op papier of doek is vastgelegd is allemaal zo aards, zo nadrukkelijk niet verwijzend naar een andere werkelijkheid. Er wordt geen verhaal verteld, er wordt niet verwezen. Als in de titel de naam Pietje voorkomt, is dat omdat het model zo heette. En die Pietje is dan ook nog van haar identiteit ontdaan, want er was nog een tweede Pietje, niet helemaal toevallig waren dat nichtjes. Suze noemde zo’n Pietje ook wel eens Nelly. En dat was niet zo vreemd: de nichtjes zullen bij de burgerlijke stand wel ingeschreven zijn geweest als Petronella. Er was niet eens zoveel voor nodig geweest om in de titel niet een Pietje te laten figureren, maar om er Annunciatie van te maken. Of zwangerschap. Of contemplatie.
Het zal niet bij Suze Robertson zijn opgekomen. Ze was met vormen bezig, met wat je kunt met je materiaal. De zacht glanzende eieren van Floris Verster gunnen ons een blik op een andere, hogere (?) wereld. Als er bij Robertson een koperen kan licht vangt, dan buigen we naar voren om te zien hoe dat gedaan is. We zitten bij Robertson altijd met onze neus bovenop de kwast of op het puntje van een potlood. Het werk lijkt steeds weer te ontstaan.
Dat is geen ideeënwereld, geen mystiek. Alsof er geen spiritualiteit is.
Maar ja, al die vrouwen – je komt bij Robertson vooral vrouwen tegen – slapen of lezen en als ze lichamelijk al iets actiever zijn, dan zijn ze zo verdiept in het vegen of het breken van takken, dat ze daarmee samenvallen.
Gerard eet zijn kroket, ik verorber mijn uitsmijter en we hebben het niet over ons eten. Als Ferry Mingelen van een tafel verderop wegloopt en zijn mobieltje vergeet, zie ik dat wel, maar het dringt niet echt tot me door.
Het werk van Robertson gaat niet over religie of wat dan ook. Het manifesteert de overgave van een mens. Er is geen andere wereld dan die van verf, linnen, papier, pastelkrijt, potlood. Het drogen van verf. Het zoeken naar de optimale hoek. Het selecteren van vormen. Het is religie.
Intussen rent iemand met het mobieltje van Mingelen naar buiten. ‘Ferry! Ferry!’
Misschien heeft Mark Rutte het wel kunnen horen vanuit zijn torentje.
Ik ga binnenkort weer naar Den Haag. Ik moet die Robertson echt nog een keertje zien.
* De tentoonstelling van Suze Robertson in Panorama Mesdag is nog te zien tot 5 maart.