12 december 2022

Ik vroeg Gerard welk schilderij van Suze Robertson hij mee wilde nemen. Dat was moeilijk. We liepen de tentoonstelling nog eens door en hij wees hier en daar iets aan: de huisjes in Noordwijk, de lezende Pietje, de oude vrouw in de steeg, toch een Harderwijkse Vischpoort? Het werd het Portret van Siska. Dat was ook niet te groot, vanwege het vervoer straks. Of ik ook noppenfolie bij me had, wilde Gerard weten. Daar konden ze volgens mij bij de balie wel voor zorgen.
Robertson schilderde rond 1900 en kan in één adem genoemd worden met Maris of, meer nog, Vincent van Gogh, of Breitner of Israëls. Tegelijkertijd doet haar werk net zo goed af en toe denken aan Charley Toorop, aan een vroege Mondriaan, maar ook aan Giacometti. Op het moment dat ik Käthe Kollwitz denk, hoor ik het Gerard hardop zeggen. Punt is alleen dat werk dat aan deze of gene andere schilder doet denken, vaak eerder is gemaakt, dus als Robertson al in een traditie past, dan meer als voorloper dan als volger.
Dat zij de minst bekende is van het hele stel is onbegrijpelijk.
Ik maakte ooit kennis met Robertson, hoe kan het ook anders, door Gerard. We bezochten als jongens graag musea. Gerard had met zijn vijftien, zestien jaar al voor een leven in de kunst gekozen. Ik was twee jaar jonger en kon veel van hem leren. Voor hem was ik een soort leerling, slash jonger broertje die hij van alles kon vertellen. En ik wilde het graag allemaal weten wat deze ‘grotere broer’ mij wist te vertellen.
Gerard was erg van de materie toen, wat de mogelijkheden van verf of houtskool waren, en van de beweging dat is precies wat je bij Suze Robertson tegenkomt. Zij ís het materiaal waarmee ze gewerkt heeft en zij is zelf de streken die ze met een stugge kwast weinig zachtzinnig, maar wel beslist op het doek zette. Ze tekende en schetste veel, maakte aquarellen en olieverfschilderijen en ze fotografeerde ook nog. Ze kon alles, maar als ze iets maakte was het altijd een Robertson. Tien- en tientallen koppen van slapende meisjes heeft ze getekend en geschilderd. Ze zijn stuk voor stuk van een hoekige en levendige ingetogenheid. Dat vitale komt ook wel, doordat ze een en ander snel op papier of doek zet. Haar ‘architectonische’ benadering zorgt weer voor de verstilling. Met dat architectonische bedoel ik dat ze bezig is met vorm, lijn, diepte, met verhoudingen. Een gezicht had net zo goed de gevel van een gebouw kunnen zijn, of een stilleven. Dat zie je ook als je met je snufferd bovenop een doek gaat staan. Dan kom je kleuren tegen die de historische Siska of de historische Pietjes die alle twee ook Nelly heetten, nooit hadden. Ook dat maakt verstilling levendig.
Van zichzelf zei ze dat ze weliswaar snel werkte, maar dat er weken aan vooraf gingen voor ze aan een werk kon beginnen, weken van denkwerk. Ik geloof het graag, maar ze zal die tijd ook nodig gehad hebben om het beeld dat haar voor ogen stond een obsessie te laten worden. Iets waar zij vervolgens allerlei varianten van maakte. Omdat de vorm bleef boeien maar ook mogelijkheden om hetzelfde nogmaals te doen.
We besloten om het portret van Siska nog even te laten hangen. De tentoonstelling duurt nog een paar maanden, we halen het later wel op.
Je bent gek als je de komende tijd niet naar het Panorama Mesdag gaat om er de tentoonstelling van Suze Robertson te zien. Gek, dom en nog veel meer.