Och 25 februari 2023

Voor Wilma
Waarom ik bij het vorige stukje niet ook het gedicht had geplaatst, wilde ze weten. We spraken elkaar erover door de telefoon, afgelopen maandag.
Daar kon ik snel een antwoord op geven: de stukjes mogen niet langer zijn dan 600 woorden, dus er was geen plaats meer voor het gedicht. ‘Dan moet dat maar een volgende keer,’ besloot ze. Ik hield het maar liever wat vaag door ‘wie weet’ te zeggen, maar eigenlijk was ik het niet van plan.
Het gedicht over en voor de platanen van Wilma was een gelegenheidsstuk. Het zat met handen en voeten vast aan het schilderij dat zij maakte van de twee grote bomen voor haar huis én vooral aan haar gevoelens bij wat zij haar twee trouwe wachters noemde. Ik had het gedicht niet scherp meer voor de geest. Het stond me bij dat het niet op zichzelf kon staan, te particulier en bovendien had ik hier en daar ook wat makkelijk geschmierd.
Toevallig kom ik een ansichtkaart van de bomen tegen uit 1969, al vallen ze daarop nog weg tegen de kerk daarachter. Die werd in 1994 afgebroken. Er kwamen huizen en een blok met appartementen voor in de plaats, onder andere dat van Wilma en haar Albert. De kerk verdween, de huizen verschenen, de platanen bleven op hun plaats en groeiden uit tot grote oude bomen.
Intussen bleven ook Wilma en haar geliefde groot, maar zij werden wel steeds ouder en brozer. Ze werden de zwakke pendant van de bomen waar ze dagelijks op uit keken.
Wilma maakte haar schilderij voor de zomertentoonstelling in de Tuindorpkerk van 2021. We kampten allemaal met Covid-19 en zij herstelde maar heel slecht van een gebroken been. Omstandigheden die haar ook letterlijk nog meer bij de platanen voor het raam bepaalden dan anders. Daarom moest het ook een vrolijk schilderij worden. En daar kwam dat gedicht bij. Ik zoek het nu toch maar even op.
MEVROUW Staan waar we altijd stonden met die wortels. Maar kijk je even niet, dan reiken wij stiller dan een kerkklok kan en ademen wij honderd keer honderd keren sneller. Wij zijn een zwijgende fabriek van jaarringen vol sap en O C O dat langs geheime wegen de handen van ons zachte blad opent voor luchtig O en O. Van zoveel groen ook, wij. Daarvoor kom jij tekort met al je tubes wit en rood, je modderbruin en hemelblauw. Kijk maar eens even niet naar ons, en dan weer wel: wij zijn van legio groenen. En als je slapen gaat? Wij zullen zachtjes doen wanneer je slaapt. Vertrouw ons maar, we zullen op je wachten. Maar als je opstaat gaan we aan. We zijn er en we blijven staan, voor jou, mevrouw.
Donderdag belde Wilma opnieuw. Albert was overleden. Zij lag nog in bed. Hij kwam overeind, ging op de rand van het bed zitten. Zei dat hij zich niet lekker voelde. Viel achterover met zijn hoofd op haar schoot. Ze zeiden nog iets tegen elkaar. Ze streelde met haar gemankeerde schildershanden door zijn haar. En toen was er alleen die glimlach nog op zijn gezicht.
Het is alsof ik de platanen voor hun huis zie vallen. Die grote oude platanen die op de foto ansichtkaart van 1969 nog zo jong zijn. Twee bomen die zouden blijven. Wat er om hen heen ook gebeuren ging.