Och Heden – 12 juni 2023

We rijden een fietsroute die de naam Panoramaroute helemaal waar maakt. Hij valt volgens een gidsje in de categorie ‘zwaar’, maar daarbij zijn blijkbaar andere criteria gebruikt dan wij zouden doen. Het is een aangename tocht, met vergezichten dus, maar ook voor detaillisten valt er wel wat te genieten.
‘Knallert’, roept Mente. Ook ik zie het woordje op een bord staan. Daar lijkt ons woordje ‘brommer’ wel heel erg veel op, bedenk ik. Het moet dezelfde gedachte zijn geweest die tot de benaming heeft geleid, in Denemarken en in Nederland. Ik vraag me even af of er ook voor andere voertuigen namen zijn bedacht die iets zeggen van het geluid die ze voortbrengen. Erg voor de hand liggend lijkt me dat niet. Een zweefvliegtuig zweeft en een toerfiets is er voor de toer. Dat brommen of knallen is voor een rijwiel met hulpmotor toch niet meer dan een bijverschijnsel? Alhoewel…
In het Nederlands zouden we beide woorden kunnen laten voorkomen. Daar is veel voor te zeggen. Zelf heb ik in mijn onzalige jaren drie brommers versleten. Dat waren het ook echt: brommers, geen knallerds. Dat laatste was meer weggelegd voor jongens die hun brommers hadden opgevoerd of die met een bewerkte knalpot door het leven wilden. De helling voor me is goed te doen, al is ze wat langer. Dat zorgde voor enige vertraging maar dat geeft me de tijd om over de t van knallert na te denken, die in onze taal natuurlijk een d zou zijn. Je kunt hem ook weglaten, net als bij brommer. Alleen, knallers zijn al iets. Als voor opgevoerde en knetterende brommers het woord knaller of
knallerd gebruikt zou worden, dan had het waarschijnlijk oudere rechten gehad dan de prijs- en de vleesknallers, maar als synoniem voor vuurwerk bestond het woord al eerder. Misschien dat we daarom in Nederland op brommer kwamen en niet voor knaller kozen.
Die d of t aan het eind vind ik trouwens wel aandoenlijk. Het maakt het woordje een beetje volks. Ik denk dat het een Hollandse gewoonte is om achter een uitgang met -er een d te zetten, net als bij bofferd en lieverd.
Nog steeds zijn we niet aan de afdaling toe, dus ik heb ook nog tijd om vol genegenheid, maar ook met een weemoed waar ik vaker last van begin te krijgen, aan oom Adriaan en tante Henny terug te denken. Mannen die in de jaren vijftig, zestig op een brommer (en zeker geen knallerd) reden, haalden vervolgens alsnog hun rijbewijs en kochten een klein autootje. Zover is het bij oom Adriaan niet gekomen. Ook na zijn pensioen reed de rijzige en toch ook gedistingeerde man met zijn kleine, vrolijke en ook keurige Henny op zijn brommer het hele land door. ‘Op de brommerd,’ zei tante Henny dan opzettelijk en graag, met een stevige t-klank op het eind.
Aan het begin van de afdaling begin ik Mente op haar elektrische fiets weer in te halen. Ze vertelt dat op verkeersborden hier ook nog de kinderlokker staat. Ik heb er niet op gelet, maar even later zie ik verkeersbordjes met de vermeende kinderlokker en de druk overpeinsde knallert.
Ik herinner me de discussie over een man op een verkeersbord die een kind met zich mee zou sleuren. Grote onzin! Ik zie op het bord een even kwieke als zorgzame opa die zijn kleinkind van school ophaalt, zoals wel vaker, maar niet deze week: opa en oma zitten in Denemarken en gaan er de heuvels op en in een suizende vaart weer af.