05 april 2022

Mensen kunnen het beste uit elkaar naar boven halen. Daar zijn boeken over en tv-series en ik heb het ook wel meegemaakt. Het tegenovergestelde bestaat ook.
Toen Russische soldaten zich moesten terugtrekken uit Boetsja, zijn ze losgegaan. Een of twee begonnen op gruwelijke wijze aan hun frustraties toe te geven en niemand van die jongens onder elkaar heeft een ander zover gekregen dat die stopte met zijn slachting. Ik ga ervan uit dat het tegenovergestelde is gebeurd en dat er uiteindelijk niet twee sadisten maar een complete ploeg soldaten onmenselijk heeft huisgehouden. Als zij straks thuiskomen, hebben zij het gelijk aan hun kant, want het Russische gezag zegt dat en de bevolking zoekt het comfort van het verhaal van de meester.
Het is gevaarlijk om je uit te leveren aan de groep waartoe je behoort. Dat geldt voor de klas waarin je als leerling zit, dat geldt voor de jongens of meiden met wie je gaat stappen, met wie je een politieke partij vormt, of een clubje klimaatactivisten, een kerk of een wijkvereniging. Pas je niet op dan ben je als lid van de groep vooral jezelf door jezelf niet te zijn, trotse functie, stoer onderdeel.
Ik moet denken aan een opmerking van mijn moeder. Ze was aan het stoffen en ik had net gehoord dat iemand die ik oom noemde bij het verzet had gezeten en daarvoor een onderscheiding had gekregen. ‘Dat klopt,’ zei mijn moeder. ‘Aan het eind van de oorlog gingen veel jongens van een jaar of twintig bij het verzet. Toen het niet meer nodig was. Toen ze na 5 mei met hun glunderende koppen en hun overalls als bevrijders door de straat liepen.
En nu krijgen ze een lintje. Omdat ze NSB’ers tevoorschijn haalden die zich hadden verstopt. Die reden ze dan op een kar door het dorp. Daar krijgen ze nu dat lintje voor.’ Mijn moeder ging weer door met stoffen.
Die mannen die Boetsja met een spoor van vernielingen achterlieten, dompelen zich onder in de verhalen die ze elkaar vertellen. En dat is niet het verhaal dat wij hier te horen krijgen. Ze worden thuis onthaald. Die eremedaille is een kwestie van tijd.
Een bijzondere gebeurtenis was die avond dat meneer Verhoeven als wijkouderling bij ons op bezoek was, ergens midden jaren zeventig. Hij bleef langer dan je van zo’n toch een beetje officieel kerkelijk bezoek mocht verwachten en begon opeens over zijn tijd in Indië te praten. Hoe hij daar naartoe werd gerukt en over de verschrikkingen van de politionele acties die geen oorlog genoemd mochten worden en al helemaal geen terreuracties. Hij trad niet in details. Zei alleen dat het verschrikkelijk was, zweeg dan, en zei dan dat het daar helemaal niet goed was gegaan. Dat hij op een plek verzeild was geraakt waar hij helemaal niet te zoeken had. Hij was boekhouder in Utrecht, geen soldaat.
Hij zat er zonder zijn kameraden van toen en keek voor zich uit, alsof hij iets zag. Als dader, slachtoffer, als getuige? De herinnering overviel hem, de nachtmerrie, zomaar, terwijl hij bij twee jonge mensen op bezoek was. Ik had te doen met deze zo aarzelende, een beetje slissende meneer Verhoeven die overvallen werd door zijn traumatische herinneringen.
Nogmaals, ik weet niet wat hij heeft gedaan, wat hem is overkomen of wat hij ooit naliet, maar ik weet wel dat ik al die Russische soldaten dezelfde ontreddering toewens die ik op die avond in 1974 in de ogen zag van meneer Verhoeven, en dat dan met onmiddellijke ingang en, tot nader order, in een permanente staat.