Ga naar de inhoud

Een zachte berm

Len Borgdorff schrijft en fotografeert

Menu
  • Home
  • Nieuws!
  • Gedichten
    • Gedichten voor de ‘Kerst’
  • Foto’s
  • Och heden
  • Iets anders
  • Tijdens de wandeling
  • Links
Menu

Nooit iets anders gedaan

Gepubliceerd op 05/07/2022 door Len Borgdorff

03 juli 2022

Als Mente en ik door de aankomsthal lopen en ik Martines broer zie, heb ik het gevoel dat ik nooit wat anders deed dan hier op Schiphol Bram te begroeten en daarna naast hem te blijven staan. Er zijn weliswaar andere momenten, maar Bram is toch vooral de man die op me afloopt, eerst zijn hand opsteekt en die vervolgens wat onbestemd laat zweven om dan eventjes houvast te vinden in een hand van mij.

Het vliegtuig van EK147 landt een kwartier eerder dan aanvankelijk gedacht, dus mensen staan allemaal blij en verwachtingsvol te kijken naar de schuifdeuren. Voor ons staat een zestal meiden van een jaar of twintig. Ze hebben een groot spandoek met daarop hun portretten en je kunt lezen dat Suus welkom is, welkom thuis om precies te zijn.

Nu het vliegtuig geland is, wurmen de jongste, haar Jeroen, Markus en Mente zich naar een hoek vanwaar ze zicht hebben op de ruimte achter de schuifdeuren waar de koffers op de lopende band vertraagd hun reis lijken voort te zetten.

Een van de twee meiden voor ons stoot een vriendin aan. Ze wordt wat moe van het omhoog houden van het doek, dus dat mag die ander nu wel even doen. Er komt een man door de deuren van wie Bram en ik onmiddellijk zien dat het Pieter niet is, maar toch hebben we het even gedacht. We kijken elkaar grijnzend aan.

Ik heb Pieter in Bretagne wel een keer of vijf, zes gezien. Korte broek, bril, lang, recht en dan vooral dat dunne witte haar.

‘We gaan steeds meer op elkaar lijken,’ zeg ik.

‘Ouder,’ reageert Bram.

De meisjes voor me hebben het spandoek intussen op de grond gelegd, zodat wij niet alleen de meiden goed kunnen zien maar ook hun portretten.

En dan zien we ook dat ze alle zes, om niet te zeggen alle twaalf, op elkaar lijken. We lijken allemaal op elkaar. Verschillen zijn er hooguit voor insiders.

Bram vertelt dat hij onlangs een foto van Mente en mij zag, als negentienjarigen uit het jaar 1971. ‘Zo zag ik er toen ook uit,’ zegt hij. ‘Dat bedoel ik maar.’

Twee meiden rapen het spandoek van de vloer en hangen het over het hek. Maar het glijdt weer naar de grond.

Het vliegtuig is weliswaar vroeger geland, maar met de bagage schiet het blijkbaar niet op. Waarom staat dat niet ergens aangegeven? Waarom word je wel over het moment van landing geïnformeerd, maar houdt de informatie daarna op? Jeroen raadpleegt zijn mobieltje en vertelt dat de bagage pas om half drie op de band komt.

Alleen Bram en ik blijven staan, de rest kiest voor het terras van Starbucks.

Ik krijg inderdaad het gevoel dat ik mijn leven lang weinig anders heb gedaan dan hier naast Bram te staan wachten op de komst van Pieter en Martine. Maar zelfs de troostende gedachte dat ik dan in mijn leven niet alleen ben geweest, houdt geen stand als Bram zegt dat hij even ergens moet gaan zitten. De meiden voor ons zitten dan al lang op de grond, maar dat doet iemand die er in 1971 uitzag als een negentienjarige niet meer. Bram is trouwens twee jaar ouder, altijd geweest ook.

Om kwart voor drie komt hij terug. Hij heeft zijn zus aan de lijn. We lopen naar de ongelukkige hoek waar je iets van de lopende band kunt zien. Pieter drukt zijn neus tegen het glas. Martine maakt het kniksje van een ballerina.

Zomaar wat plaatjes …

  • Contact
  • Privacy
© 2023 Een zachte berm | Aangedreven door Superbs Persoonlijk blog thema