Och Heden 16 december 2023
De vijfjarige die ik was wist het wel: eenmaal groot zou ik met twee beroepen door het leven gaan. Op doordeweekse dagen zou ik postbode zijn en op zondag dominee. Dat leek me een goede combi.
Tien jaar later vertelde Gerard me dat hij zich als kind had voorgenomen om later gek te worden. Hij dacht daar intussen anders over, wat niet wegnam dat ik wel een beetje jaloers op hem was. Gek willen worden is natuurlijk veel indrukwekkender dan dominee of postbode.
Verontrustend vond ik die keer dat een jongetje van dertien me tijdens een afwasbeurt vertelde dat hij niet groter wilde worden. De wereld moest maar zo blijven zoals die was. Hij wilde thuis zijn bij zijn vader en moeder en bij zijn zusje. Daar schrok ik van. Ook al omdat ik toen (het was in de zomer van 1982) al voor de klas stond en merkte dat er meer kinderen waren voor wie groter worden een probleem leek te zijn. Maar dit was geen leerling en dit jongetje zei het spontaan tijdens de afwas. Het leven grijnsde hem met blikkerende tanden toe, begreep ik. We leven veertig jaar verder en het jongetje van toen is wel wat op zichzelf geworden, maar ongelukkig niet. Hij verkeert graag in kleine intieme kringen en komt nooit op tv. Ik ben hem zijn verdere leven met wat extra bezorgdheid blijven volgen. Woensdag reden Markus en ik terug naar huis. Na zijn zwemles. Markus, ik zeg het nog maar even, is vijf. In de auto wilde hij kindermuziek horen, had even meegezongen en was stil gevallen. Daarna draaide hij met
zijn hoofd naar links, naar rechts, naar links, een tic die je wel vaker bij kleuters tegenkomt. Het is er een waarmee hij tot rust komt. Hij zat naast me en de combinatie van een flauwe bocht, dat rustig slingerende koppie en zijn verhoogde stoeltje zorgde ervoor dat hij tegen me aan viel. We grinnikten erom, ik duwde hem terug. Even wilde hij weer toegeven aan het gejeuzel, zoals ik het maar noem, maar blijkbaar was het moment daarvoor voorbij. Hij keek strak voor zich uit, waarschijnlijk zonder echt iets te zien.
Na een tijdje zei hij: ‘Ik wil later niets worden.’ Ik hoorde wel wat hij zei, maar toch vroeg ik hem te herhalen wat hij zei en dat deed hij. ‘Ik word later niets.’
‘Ook geen brandweerman of zo?’ want dat wil iedere jongen van vijf wel, zou ik denken. Hij niet, ook geen brandweerman. Ik kwam er niet toe verder te vragen en verstandige opmerking had ik niet zo gauw paraat. Daarom kneep ik zachtjes in het knietje naast. Markus liet zich dat wel gevallen. Hij keek uit het raam, naar niets.
Het verhaal kent een vervolg, hoor ik zojuist, want bovenstaand stukje liet ik aan Mente lezen. Zij vertelde dat Markus haar bij thuiskomst ook verteld had dat hij later niets wilde worden. ‘O,’ ze gezegd, ‘ook geen Markus.’ ‘Ja, dat wel. Ik wil alleen maar Markus zijn.’
Dat komt dan goed uit.