24 maart 2022
‘Je zegt het niet en je zegt het niet!’ Ik riep het mensen al toe zodra ze bij me in de buurt kwamen, meestal waren ze net uit hun auto gestapt, maar niet altijd. Ik had het een paar keer vriendelijk over me heen laten gaan, maar toen werd het me toch een beetje te veel.
‘Zal ik de mijne er achter zetten?’ Of: ‘Nou, de mijne kan ook wel een beurt gebruiken.’ Of: ‘Dat doe jij veel handiger dan ik. Wacht, ik kom zo terug.’
Veertien dagen geleden was ik tot grote vreugde van Markus met de auto door de wasstraat gegaan. Dat gaat snel en dankzij wat spaarpunten kan ik daar telkens voor de helft van de prijs terecht. Maar je blijft wel overgeleverd aan apparaten met lappen die je overkomen zonder enige aandacht te hebben voor de diepere behoeften van een auto. Dat weet ik en daarom geef ik die eens per jaar, maar het kan ook wel eens per twee jaar zijn, een persoonlijke wasbeurt. Dat heeft vooral te maken met zwarte pikkeltjes op het dak en op de motorkap. Die zijn zo hardnekkig dat de wasstraat er niet goed raad mee weet, al klinkt dat al weer veel te menselijk.
Ik los het op met simpele middelen. Een paar keer een emmertje water, een microvaatdoekje of hoe zo’n ding heten mag, een paar oude lapjes en een flesje was. Ja, ook een zeem om de boel af te ronden.
Dat deed ik dus vandaag, veel eerder dan ik veertien dagen geleden had gedacht. Dat had alles te maken met het Saharazand dat pal na het bezoekje aan de wasstraat deze kant op werd geblazen en dat van het Nederlandse autopark een droevige aangelegenheid maakte. Gisteren reed ik daar opnieuw naartoe, nu alleen maar om er de auto zelf even goed af te spoelen en daarna thuis de zwarte pikkeltjes en de randjes aan te vallen.
Markus zag het weer helemaal zitten, maar de wasboxen waren gesloten. ‘Met excuses voor het ongemak’ las ik op een door een printer uitgespuugd a4’tje. Alsof ik daar iets mee opschoot. Markus nam het nogal soepel op, vooral omdat hij wist dat ik nog wel ergens een ijsje voor hem zou scoren.
Daarom dus ben ik vandaag dus met die vieze auto aan de slag gegaan. Het weer was goed en Markus (ja, toevallig was die er ook weer) vond het ook wel leuk, die opa bij zijn auto en vooral zijn oma in de voortuin van wie hij andermaal ontdekte dat je aan haar veel meer had dan aan die opa, die maar doorging met zijn emmertje en zijn lapje en die na een tijdje ook nog eens mensen begon toe te roepen dat ze iets niets mochten zeggen.
Zelf mocht hij niet telkens poepmeneer zeggen, of dommemeneer of dikkebaby, maar of dat het was waartegen zijn opa al van verre waarschuwde, dat wist hij niet. In elk geval zei niemand zoiets. Wel bleven de meeste mensen even staan en dan ging het over het weer dat zo mooi was en over dat de meeste auto’s nog erg vies waren of over andere dingen, allemaal zaken waar hij zich niet mee bezig hield. Hij had zijn oma en een graafmachientje en een doosje smarties. In de voortuin was het leuker dan op de stoep. Tot zover Markus. Over de auto valt verder niet zo veel te zeggen, behalve dan die er weer keurig bijstaat, het zonnetje onder het in de straat geparkeerde blik. En verder dat je met vaatdoekjes van microvezel die zwarte pikkeltjes er veel beter afkrijgt dan met een spons of een met een oud hemd.