Och Heden – 2 augustus 2023

Vanaf 16 juli 1973 huurden wij het pand Catharijnesingel 129 te Utrecht. Een bovenwoning met vier grotere met net zo veel kleine zijkamers, twee keukens en een zolder waar niets mee werd gedaan. Drie combi’s ‘groot en kleintje’ hadden al huurders, wij waren de nieuwste, verreweg de jongste, maar desondanks hoofdbewoner. Die verantwoordelijkheid maakte ons deel vijftig gulden goedkoper dan de andere delen. We vonden het ook toen al een voordelige deal. Vanaf 1945 had hier ene mevrouw Fukkink als hospita geleefd, maar voor haar was het tijd voor een verzorgingstehuis. De meeste van haar spullen waren al weg, al stond er op zolder nog wel een enkel kastje overbodig te wezen. Maar haar vier clubjes en een zeshoekig tafeltje wilde ze graag nog te gelde maken. Daarom stond er een advertentietje in het Utrechts Nieuwsblad. Op woensdag 11 of 18 juli, tussen 13.00 en 17.00 uur kon men langskomen om de meubeltjes te bezichtigen en hopelijk ook te kopen. Die 18de was een reservedatum. Daar zou vast geen gebruik van gemaakt hoeven worden, had men blijkbaar gedacht, maar die eerste woensdag was er niemand gekomen. Daarom klom de oude mevrouw Fukkink ook de 18de de haar vertrouwde maar daarom niet minder steile trap weer op. Het
was een beetje vreemd. Wij waren al twee dagen aan het klussen, het behang en de betengeling waren van de muur getrokken, ik had in de gauwigheid allerlei gereedschap gekocht waarmee ik nog moest leren omgaan, kortom het was een vreselijke puinhoop die de oude bewoonster aantrof. Maar wij begrepen dat we haar ter wille moesten zijn. De huurders waren op haar hand. Wij werden nog gezien als vreemde indringers.
Dus Mente en ik ontvingen mevrouw Fukkink, maakten thee voor haar en trokken voor een paar uur de stad in. Toen we om half vijf terug kwamen, had ze twee kopje thee gedronken, waarvan een samen met een van de andere bewoonsters. Voor de vier stoelen en het tafeltje was ook nu niemand langs geweest. Clubjes noemde mevrouw Fukkink ze, al had ze het ook wel over crapauds, een voor mij nieuw woord. Ze waren bekleed met een in de loop der jaren zeer verbleekte oranje meubelstof, Amsterdamse school.
Ze vroeg of ze meubeltjes achter mocht laten. Dat vonden wij prima. Om vijf uur stommelde ze weer naar beneden. Het was de laatste keer dat ze deze haar zo vertrouwde trap nam. De leuningen aan weerszijden van de trap had ze hard nodig. Ik had met haar te doen.
De crapauds hebben nog twee weken dienst gedaan voor ze meegingen met de grofvuildienst. Van het tafeltje hebben we nog jaren plezier gehad.
Ik bedenk nu dat we tijdens de verbouwing ook nog in het opklapbare tweepersoonsbed van mevrouw Fukkink sliepen. Ons eigen bed moest nog naar Utrecht verhuisd worden.
* Op de foto zit Mente op een van de stoeltjes aan het voor de gelegenheid als eettafel gedekte salontafeltje.