31 mei 2022

Wat gingen we doen? We hadden geen duidelijke plannen gemaakt en afspraken waren er al helemaal niet. We zaten als het ware zomaar ineens op de fiets.
Ik had het haventje van Poulhan in gedachten, dat me was bijgebleven van een fietstocht in 2012. Mente dacht aan een wandeling langs een zandrijk strand maar zag alleen maar rotsblokken. Ik dacht ook nog aan een stukje van het wandelpad dat bovenlangs het strand loopt. Nogmaals: er was geen plan. Ook hadden we niets meegenomen om te eten onderweg. Mijn bidon liet ik achter op mijn fiets en toen we over het natte zand liepen, vroeg ik me af waarom ik mijn gewone schoenen niet had omgewisseld voor iets dat beter bestand is tegen vocht en – even later – toen we moesten klauteren over rotsblokken die wel fraai lagen te wezen in de ochtendzon, maar geen stap opzij deden als wij eraan kwamen en intussen in aantal toenamen. Mente had sandalen aan, ja, maar dan van een waterbestendig materiaal en een greepvast profiel.
Geen appeltje, geen Mars, niets. Toen schoten me die woorden te binnen van Achterberg:
‘Met leven toegerust voor beiden…’
Het is de openingsregel van het lange gedicht Thebe dat een jaar of tachtig geleden gepubliceerd werd. Het is een echt Achterberggedicht waarin een lyrisch ik alles uit de kast trekt om zijn dode geliefde tot leven te wekken. In het geval van deze merkwaardige dichter kun je daar een psychologische (lees ook biografische), een religieuze en een literaire wending aan geven. Ik beperk me tot de laatste: in het verhaal of in het gedicht wordt geprobeerd iets tot leven te wekken: je wilt verbeelding en werkelijkheid laten samenvallen.
In Thebe, een titel die verwijst naar de dodenstad uit het oude Egypte, bevindt zich de gestorven geliefde en nu gaat de dichter op pad, hij begeeft zich in het labyrint van de dood om met leven voor zichzelf én voor zijn geliefde straks weer in het land der levenden terug te keren.
‘Met leven toegerust voor beiden,
liep ik vannacht de gangen in,
die naar u leiden.
Het ondergrondsch geburchte droeg
een stilte, die met tegenzin
mijn tred verdroeg.’
Ik kan je verklappen dat zijn missie mislukte en dat is in zekere zin maar goed ook, want het betekent dat Achterberg met andere bagage en met een andere strategie en vermomming nieuwe pogingen moest doen om zijn doel te bereiken, met een volgend gedicht, want Achterberg kon alleen maar dichten. We hebben zijn indrukwekkende en warm aanbevolen oeuvre dus te danken aan het niet bereiken van zijn doel. Een wielrenner die nooit een etappe wint, zouden we al lang vergeten zijn. Poëzie werkt anders.
Mij ging het vandaag trouwens alleen om die beginregel: ik had mijn geliefde levend en wel om mij heen. Dus met het vervolg had ik helemaal niets te maken. Of het moest zijn dat ook deze tocht tot mislukken gedoemd was. Naar de mens gesproken was ons uitstapje dat ook. Wij waren maar amper toegerust voor de grote uitdagingen van het bestaan, met zijn onberekenbare zeeën zoals hier aan de Bretonse kust, met de scherpe, hoge rotsblokken of verraderlijke gladde stenen, met een steilte die het amper mogelijk maakte om van het strand af te komen.
Toch zaten we nog geen kwartier daarna op een bankje langs het aangename wandelpad van de GR 34. Dat was geen verdienste, het was genade. We bungelden met onze benen in het luchtledige en lachten als kleine kinderen. Daarna namen we nog twee van de 2000 kilometer die het pad telt. Daar stonden onze fietsen.