03 november 2022

Bij de boekpresentatie van Zielland vanavond zag ik weer het kleine meisje dat ons vanuit een binnentuin had staan aanstaren, twee maanden geleden. Die ons waren Désanne van Brederode en ik. We hadden een gesprek over het boek dat vanavond dus officieel de lucht in ging.
We zaten in de regentenkamer van een hofcomplex, waar ook meisje woonde. Ze keek af en toe nieuwsgierig naar binnen. Als ik mijn hand naar haar opstak, zwaaide ze even terug om tien minuten later weer naar binnen te gluren. Een blond meisje van een jaar of vier.
In Zielland is Joseph Goebbels aan het woord, maar dan in een fictieve setting, waarbij de hoofdpersoon wel een dagboek bijhoudt. Ooit zou Goebbels tegen zijn geliefde Lída Baarová gezegd hebben dat hij wel met haar naar Japan wilde afreizen, om er ambassadeur te worden of desnoods stropdassenverkoper. Die opmerking wordt in deze roman waarheid en zo ontmoeten we er een Goebbels die Nazi-Duitsland heeft ingeruild voor een bestaan samen met ‘de liefde van zijn leven’, om een cliché te gebruiken. Het zou mooi geweest zijn als dit de werkelijkheid was geweest, maar ook in de fictieve wereld die Van Brederode mogelijk maakt, loopt het mis. Dat moet je allemaal zelf maar lezen.
Meer naar het eind van de roman, wordt de pen van Goebbels overgenomen door zijn dochtertje Heide. Om dat mogelijk te maken moeten wel wat kunstgrepen uitgehaald worden die de werkelijkheid van geen kant kan verdragen, maar die in de literatuur allemaal wel kunnen. Zonder bizar of ongeloofwaardig te worden, overigens, zeg ik er maar even bij. Heide zou in de setting van het boek namelijk nooit geboren kunnen worden,
wat haar had behoed van een gruwelijke dood op vierjarige leeftijd. In dit boek is ze ongeboren én leeft ze voort. Niet alleen in het boek, merk ik.
Tijdens dat gesprek in de regentenkamer hadden we het ook over de kleine Heide. Toen ik weer thuis was en via YouTube niet alleen filmpjes van Goebbels en zijn geliefde Lida zag, maar ook van het gezin van Joseph en Magda én van hun kinderen, kwam ik een prachtig filmpje tegen van Heide en zusje Hedda die hun tanden poetsen. Nog weer later trof ik op de Facebookpagina van Désanne van Brederode een foto aan van een meisje dat ik onmiddellijk herkende als Heide. Dat stond er niet bij, wel de vraag wat je aan deze foto opvalt. Uit de antwoorden blijkt dat men er meestal van uitging het om een jeugdfoto van Désanne ging. Dat zou zomaar gekund hebben: ook zij zal een vrolijk ogend, blond kleutermeisje zijn geweest. En meer: zij heeft de kleine Heide postuum, een kleine tachtig jaar na dato een stem gegeven.
Bij mij loopt het door elkaar heen, met toevoeging van dat meisje dat regelmatig naar me zwaaide toen ik in die regentenkamer zat, begin september.
Vanavond zag ik het meisje weer tussen de gasten. Ik vond het verwarrend, merkte ik. Hoe het meisje heet, weet ik niet. Geen Heide in elk geval, ook geen Désanne.
Ze buitelde over een bank, samen met haar kleine zusje, dat natuurlijk geen Hedda heet.
Dat was het.
Later liep ik wat ontdaan over het Spui terug naar het station. Ik moest aan de jongste denken, ook ooit zo’n blond, het leven bejahend kleutermeisje. Morgen of overmorgen wordt ze weer moeder. Van een meisje. En zo verder en zo voort. Er schuifelt een opa langs Berlages Beurs.
‘Laten we zacht zijn voor elkander, kind.’*
* De openingsregel van Zwerversliefde van A. Roland Holst.