01 juni 2022

Locronan stond op ons lijstje. De Michelingids had aangegeven dat je daar de kerk gewijd aan de heilige Ronan vooral moest bezoeken en ik was gecharmeerd van de toren zoals die in dat gidsje in pentekening was weergegeven. Even voor de goede orde: we hebben het nu over 1976, de tijd waarin de fotografie al geruime tijd was uitgevonden, maar die noviteit werd door de uitgever van de beroemde groene reisgidsen nog niet toegepast.
De toren van Locronan is fors. Een spits ontbreekt; er zijn twee kloeke galmgaten. Je komt dit type wel meer tegen in Bretagne maar mij deed de toren vooral denken aan die van Monster, het dorp van mijn jeugd.
Die zomer reden wij in een geleende auto Utrecht uit terwijl een hittegolf het asfalt vloeibaar maakte, maar aan deze warmte, die nota bene heel lang had aangehouden, kwam al een eind voordat we voor de eerste keer uitstapten om te tanken. We beleefden een drietal regenachtige en winderige weken in Bretagne, maar daarop vormde de zondagmiddag dat we in Locronan aankwamen een uitzondering. Toen was het prachtig weer dat blijkbaar iedereen op het idee bracht om dit historische stadje te bezoeken. Je kon er over de mensen lopen.
Dat nam niet weg dat het stadje me enorm aansprak. Vanwege die stoere kerk, maar ook het wat sentimentele verhaal van de heilige Ronan aan wie het stadje zijn naam dankt, deed ertoe. Ik volgde de afbeeldingen uit zijn leven op de preekstoel.
Een paar weken later, Mente en ik waren op de terugweg, maakte ik ‘s avonds na het eten nog even een wandeling in het bos bij de camping. Ik recapituleerde voor mezelf wat we allemaal gezien hadden de afgelopen weken en het zal zijn omdat ik helemaal alleen liep in dat bos dat ik hardop begon te mompelen alsof ik daar samen met Mente en met mijn ouders liep, nee, niet daar: we waren in Locronan, wij leidden ze er rond, terwijl ik uitgebreid het verhaal vertelde van die vijfde-eeuwse monnik uit Ierland. Het leek me mooi als ik ze ooit eens mee kon nemen op een reis door Bretagne. Dat is er nooit van gekomen. Maar door die merkwaardige, half imaginaire wandeling is Locronan me dierbaar gebleven.
Was het er zo druk, in 1976? Zeker, misschien zelfs wel drukker dan in 2012, toen Mente en ik opnieuw naar Locronan trokken. Maar tien jaar geleden waren er wel veel en veel meer auto’s dan die eerste keer. We moesten een tientje betalen voor de parkeerplaats en kregen daarbij een sticker op de voorruit geplakt. Dankzij die sticker zouden we een volgende keer gratis mogen parkeren. Dat plaatje heb ik altijd laten zitten.
Vandaag waren we er weer. Nu hoefden we voor een parkeerplaats niet te betalen, niet vanwege een sticker op de voorruit, we hebben al jaren een andere auto. Het was domweg nog te vroeg in het seizoen voor de gemeente om het parkeren te gelde te maken.
Ik maakte wat foto’s, maar de meeste had ik tien jaar geleden al gemaakt. De glasblazerij waar we toen een grote vaas kochten, was er niet meer; heel veel toeristen waren er niet, ondanks het fraaie weer, wel hadden veel mensen een hond bij zich. Honden in alle soorten en maten, en allemaal braaf, al gingen ze de kerk niet in.
Ik moest vooral aan mijn ouders denken, met wie we nooit in Locronan geweest zijn, en die net als de auto met de sticker van de Eglise de Saint-Ronan ‘voorbij, voorbij, o, en voorgoed voorbij’ zijn.