5 juni 2024
![](https://lenborgdorff.nl/wp-content/uploads/2024/06/oh20240605.jpg)
Het komt er nu even niet van om een rondje om de Maarsseveense Plassen te fietsen. Gelukkig is een rondje Loch Kinock een mooi alternatief. Niet om te fietsen: daar leent het pad met zijn zwerfstenen zich niet voor; bovendien hebben we geen fiets meegenomen. Dit loch staat niet in ons gidsje, wat overigens ook geldt voor het dorpje waar we nu zitten. Maar een loch is een loch, denken wij en bovendien hoeven we er niet eens voor in de auto te stappen. Je loopt er zo naartoe. En omheen. Tien kilometer uit en thuis. En dat al weer op een zonnige dag waar Schotland niet erg bekend om is. Wel een koud windje, maar als je loopt, heb je daar geen last van, vooral niet tussen bomen.
We zien er eenden die we niet kenden. Ze worden hier goldeneyes genoemd. Meneer Google vertaalt dit als brilduiker, wat ik niet helemaal snap. Maar ze zitten hier wel. Dat zien we en dat staat ook op een bordje. Zo mogen we, weer volgens een bordje, een veldje niet in omdat daar lapwings broeden. Die zien we niet, ook niet als ik even op mijn mobieltje kijk om te ontdekken dat daarmee kievieten bedoeld worden. Wel een aardige naam voor een kieviet: lapwing. In het Nederlands zou je daar flapvleugel van kunnen maken, of vlagvleugel.
Er is iets bijzonders met de bordjes rond het meer. Soms staan ze bij een overkomelijk hekje om te vertellen dat het gebied daarachter alleen toegankelijk is voor ‘wildlife’. Dat is wel zo vriendelijk: niet zeggen dat jij er niet in mag, maar vertellen dat een vos of konijn er hartelijk welkom is. We komen ook langs bomen waarlangs een rood-wit lint gespannen is. Hier broedt, alweer een bordje, een strandloper. Een strandloper? Hier? vraag ik me af, maar het staat er. We speuren de grond tussen de bomen af naar een strandloper, of wat eieren. Niets van dat alles.
Andere bordjes vertellen ons dat wij adders die hier zitten vooral met rust moeten laten. Gevolg: we kijken overal rond of we een adder zien.
Misschien moeten we zoiets ook bij de Maarsseveense Plassen maar eens doen, bordjes neerzetten die vertellen dat hier goudplevieren broeden. Dat we de roerdomp met rust moeten laten. Dat we vanwege de groene kranskikker niet bij dit of dat deel van de oever te water moeten gaan. Of dat we de Tibetaanse nachtegaal kunnen horen als we op een bepaalde plek heel stil zijn. Het geeft je bij een wandeling iets extra’s te doen.
Maar wij zien dus geen strandlopers, geen kievieten, geen adders. Wel lezen we over het ontstaan van de lochs en kettles, aan het eind van de ijstijd. We zien ook eilandjes in het water waar heel lang geleden een nederzetting was en later zelfs ergens een burcht. In het meer werden ooit vier uit eikenstammen gehouwen boten gevonden, uit de ijzertijd. Drie ervan zijn aan land getrokken. Ze droogden en vergingen in de kortste tijd tot stof. De vierde is nog intact. Die ligt nog op de bodem.
We komen meer mensen tegen dan we inhalen of door wie we worden ingehaald. Er lopen meer mensen met de klok mee, dan tegen de klok in, zoals wij, constateert Mente. Ik probeer uit te leggen waarom. ‘Ja, maar sommigen lopen sneller dan wij of juist langzamer.’ Daarom loop ik aan het eind van de route met een mogelijke redactiesom in mijn hoofd.
Stel: de wandeling om een meer is vijf kilometer. Op een bepaald punt beginnen om de vijf minuten twee personen aan de wandeling, waarbij de eerste telkens linksom loopt en de tweede rechtsom. Alle mensen lopen met een snelheid van vijf kilometer per uur. Hoeveel wandelaars komt iemand tegen op een wandeling? En dan ook nog een lastige variant: de eerste wandelaars lopen 5km/u, het volgende koppel vier, elk zesde koppel maar drie. Hoeveel wandelaars kom je tegen als je zelf 5km/u loopt?
Een wandeling om Loch Kinord, je moet ervoor naar Schotland maar dan beleef je ook wat!