Och Heden – 13 juni 2023

Ons verblijf aan het Skagerrak gaat gepaard met veel licht. Doorwaakte nachten maakten we hier nog niet mee, maar als ik er ’s nachts even uit moet en door de ramen kijk, zie ik in de verte een roze lucht boven een metaalblauwe zee en van de badkamer weet ik niet waar het lichtknopje zit, eenvoudigweg omdat het idee nog niet in me opkwam om ernaar te gaan zoeken.
Vandaag gingen we naar Skagen. Een bezoek aan het museum daar, acht jaar geleden, was toen een verrukking waar ik nog maanden op teerde. Ik hield er zelfs een kerstgedicht aan over dat overigens gebaseerd was op een schilderij dat nu tijdelijk uitgeleend was aan een ander museum. Dat gold ook voor enkele andere werken. Tóen kwamen wij nog net redelijk droog het museum in, in tegenstelling tot de schoolklas die pal na ons de hal van het gebouw binnenstormde, die had nog net een allemachtige jensplens over zich uitgestort gekregen.
We bekeken vervolgens de schilderijen die vooral zomers waren, met veel in licht badende huiselijk aandoende taferelen.
Vandaag moesten we eerst het zonovergoten Skagen door om bij het museum te komen. We waren met zijn vieren, de psychotherapeut en zijn keramiste en Mente en ik. Wij zijn in elkaars nabijheid doorgaans spraakzaam en vrolijk, zeg maar, licht gezelschap. Bovendien bezoeken we graag musea met elkaar. Zo liepen we ook in elkanders licht door het licht van Skagen naar schilderijen waarin meer dan honderd jaar geleden schilders van de Skagense schilderschool geprobeerd hadden dat te vangen en dat nu overal hing: boven de zee en het strand, in tuinen en ook in de kamers van huizen toen en nu.
Het is toch wel het prettigst om bij een museumbezoek je eigen gang te gaan. Je komt elkaar toch wel weer tegen; dan trek je twee tellen met elkaar op, wisselt wat bevindingen uit en dat is het dan weer. Zo vroeg Tuur me welk schilderij ik vandaag zou meenemen. Een legitieme vraag waarop ik nog geen antwoord had. Dat maakte me ook een beetje onrustig. Kon ik wel kiezen vandaag? Uiteindelijk werd het een werkje van Marie Krøyer. Zij maakte dat in 1887, toen zij nog maar een beginnelinge was. Van haar werk was deze keer een aparte tentoonstelling ingericht die duidelijk maakte dat ze het schilderen er helaas al vrij jong aan gaf, ten gunste van haar activiteiten als binnenhuisarchitecte en meubelontwerpster, maar vooral als de mooie vrouw van de voortreffelijke P. S. Krøyer, de man die het Skagense licht zo virtuoos wist te vangen. Wel liep hij het gevaar om van zijn kunst een kunstje te maken met dat bijzondere licht van hem.
Maar het werd dus een werkje van zijn Marie. Ook zij kon goed uit de voeten met licht en lichtval, in haar geval vooral binnenshuis.
Dat vond ik wel een beetje jammer voor Anna en Michael Ancher, ook al een schildersechtpaar. De twee mannen van dit viertal kunstenaars heten je nog steeds welkom bij de ingang van het museum waar ze in brons op een Goethe-en-Schillerachtige manier, op een gelukkig veel bescheidener sokkel staan. Ik heb meer op met de Anchers en dan vooral met Anna.
Bij Grenen wandelen we later langs de zee. Mieke en Mente lopen voor ons uit. Ik maak een foto van ze zoals Krøyer ooit de flanerende Anna Ancher en Marie schilderde*.
Als Tuur en Mieke later van ons wegrijden weerkaatsen er lichtpijlen op het dak van de auto die ze zonder het te weten met hun wuivende handen telkens even wegvegen.
* Zie de foto bij Och Heden 11 juni 2023