Och Heden – 23 juni 2023

‘Ha, Len, literaan van den beginne, psalmist en verzensmid.’
Het is de aanhef van een klein briefje dat op zijn beurt weer inleiding is voor een gedicht, een kwatrijn met coda om precies te zijn. Dat is het medium dat de onmiskenbare voorkeur heeft van Menno van der Beek.
Lange tijd trokken we intensief met elkaar op, als bijdragers aan Liter, waarvan ik een tiental jaren hoofdredacteur was, terwijl hij toen, daarvoor en nu nog steeds de poëzie onder zijn hoede had en heeft. Als psalmbewerkers waren we betrokken bij het project Psalmen voor Nu en dan waren wij ook nog broeders in de poëzie. Je zult het misschien een eenzijdig rijtje vinden, maar wij voelden ons daar bijzonder wel bij, vooral ook omdat we elkaars gezelschap waardeerden. Maar de psalmen zijn voorbij, de redactie van Liter verliet ik vijf jaar geleden en zo is langzaam maar zeker ons contact in de buurt van het nulpunt gekomen. Een aangename herinnering rest en een flauwer voornemen om ooit nog eens… We zouden nog eens samen naar Engeland gaan, herinner ik me.
Men en Len noemde Ellen Deckwitz ons eens, niet wetend dat ik bij Men doorgaans aan heel iemand anders denk. Iets dergelijks blijkt nu ook het geval te zijn bij Menno. Toen hij onlangs tot twee keer toe contact met me zocht, had dat een reden die ik niet had kunnen doorgronden. Hij bleek namelijk helemaal geen contact met mij te zoeken, maar met zijn schoonzoon, die dezelfde naam heeft als ik.
Ik was, kortom, verworden tot een vergissing. Alsof Shakespeare zijn schouders ophaalt en zich mompelend afvraagt ‘What’s in a name?’ Zeg ik afvragen? Nou, dan is dat niet meer dan een zich retorisch afvragen.
Het briefje maakt duidelijk dat nu ook mijn naam me al ontfutseld is. Die is een vergissing geworden. Er luistert iemand anders naar.
Op de bij het briefje gestoken boomerangkaart vraagt het bekende Roy Lichtensteinmeisje zich vertwijfeld af wat haar toch allemaal overkomt. ‘What is happening?’ en ‘Were you just a dream?’ Dat is de voorkant.
De achterkant laat in een vertrouwd, onvergetelijk handschrift dit lezen:
Ik denk dan: Gaat hij regelmatig naar de kerk?
Waagt hij zijn hand nog wel aan het poëtisch werk?
Legt hij zijn arm dagelijks om haar schouder?
Jaagt hij de liefde na? En is dat steeds te merken?
Er zijn momenten dat je me zo bezig houdt
Zowel briefje als gedicht zijn gedateerd. Ik begrijp eruit dat dit poëtisch bericht al ruim anderhalve week op me lag te wachten voor ik het vond. Dat was maandag.
De dag daarvoor schreef ik toevallig een gedicht over iemand die op een bankje zit alsof hij zijn arm geslagen heeft om iemand naast hem die er niet zit. Of omgekeerd: iemand die op een bankje zit met naast zich een man of vrouw die een arm om zijn schouders legde, maar er zit niemand. Of is er wel iemand anders?
Toen ik het schreef, moest ik aan mijn vader denken als man daar op dat bankje; na zijn kwatrijn met coda denkt Len daarbij aan Men, al weet ik niet wie van de twee er op dat bankje zit.
