25 januari 2023
Modern en postmodern zijn begrippen waar ik niet zo heel goed mee uit de voeten kan. Maar nu ik aan het klokje denk dat jaren naast mijn bed stond, dringen ze zich juist op.
In de zomer van 1967 sloeg het besef als een bliksem bij mij binnen dat ik in een jaar tijd onherroepelijk in het nieuwe, moderne leven terechtgekomen was. Het leven lachte mij toe. De tijd zat me als gegoten, wat ook bleek uit de kleren die ik ging dragen. Kleurig, corduroy, col en T-shirt, kettingen, armbanden.
We verhuisden van de ene kant van het dorp naar de andere, van mijn kindertijd naar een lichte toekomst met nieuwe vrienden en om de haverklap verliefdheden die nog beantwoord werden ook en waaruit ongetwijfeld de ware liefde zou voortkomen.
School hoorde daar overigens niet bij en dat helse moeras begon juist toen meer en meer aan me te trekken.
Als kind had ik een oude pendule op de kop getikt, een houten geval voor op de schoorsteen, die elk uur een vriendelijke klank produceerde. Natuurlijk draaide ik dat ding een keer kapot, lang voordat we verhuisden al.
De verhuizing betekende een nieuwe, in mijn geval ook wel grote kamer, met linoleumtegels op de grond. Ik sliep er aanvankelijk met mijn oudere broer, maar omdat hij er inderdaad alleen maar sliep en ik er ook huiswerk deed en toen voortdurend tekende en schilderde, was het vooral mijn kamer. Al helemaal toen broerlief in militaire dienst ging.
Als relatiegeschenk kreeg mijn vader een lamellenklok. Een bedenkelijk ding in zijn ogen, zo zonder wijzers. Electrische klokken waren geen probleem, maar klokken zonder wijzers? Nee.
Dus was het een eitje om me dat klokje toe te eigenen. Het kwam naast mijn bed.
Natuurlijk waren er bedenkingen tegen het klokje in te brengen. Het had geen verlichting en je kon het niet als wekker gebruiken. Daar had ik geen moeite mee. Ik had een horloge met lichtgevende wijzers voor als ik ’s nachts de tijd wilde weten en voor het wekken had ik een moeder. In tijden van de tomatenpluk was er altijd wel een wekker te vinden.
Het klokje ritselde elke minuut even als er weer een lamel omlaag viel. Ik ging voortaan naar bed en stond weer op met de nieuwe tijd binnen handbereik.
De verhuizing naar Utrecht maakte het niet meer mee. Een oude comtoise nam daar te tijd weer over en om er zeker van te zijn dat we op tijd wakker werden, was bij gebrek aan een inhuizige moeder een wekker onontbeerlijk.
In de loop van de jaren zeventig ging de moderne tijd voor mijn gevoel voorbij. Of liever, wat de vijftienjarige als nieuw en bruisend had ervaren, raakte verburgerlijkt: zelfs oudere mannen zwoeren de tondeuse af en lieten snorren en bakkebaarden staan, alsof het verleden het heden stiekem inhaalde. En dan bleek ook nog eens dat de helderheid en de transparantie van de moderne tijd ook bedrieglijk was. Dat maakte ook het klokje duidelijk: op een dag ontspoorde er iets in het klokje. Ik heb het voorzichtig opengemaakt om te zien hoe er misschien een nylon asje naar zijn oorspronkelijke plek teruggeduwd kon worden. Van binnen was de boel verbrost en de lamelletjes dwarrelden alle kanten op. Het heden met zijn eeuwige morgendauw was voorgoed voorbij. De oude tijd nam het weer over. Hier in huis regeert nog steeds de vijftig jaar geleden al stokoude comtoise.
Maar ik vond het een leuk ding, dat lamellenklokje. Leuk en zwaar van betekenis.