19 augustus 2022

Het Pionierspad begint bij Steenwijk, slingert door Flevoland en eindigt in Muiden. Zo ver zijn Aat en ik nu nog niet. We consumeren de route in brokken. We kwamen onlangs aan bij de Nijkerkerbrug.
Onderweg zie je af en toe paaltjes die het silhouet van een vliegtuig hoog houden. Ze staan op plaatsen waar in de oorlog een vliegtuig is neergestort, in de nog jonge Noordoostpolder of in het water van wat later Flevopolder worden zou.*
Vergelijkbare paaltjes kennen ook wel een schip in plaats van een vliegtuig. Die vind je op plaatsen waar ooit een schip zonk. Voor de vliegtuigen kom je altijd uit bij de Tweede Wereld Oorlog, voor de schepen kun je eeuwen terug gaan, soms zelfs millennia.
Dat geldt niet voor het schip waar Ype me afgelopen winter op attendeerde. Wij spreken elkaar vaak over belangrijke kerkelijke zaken, maar hebben het dan ook over leuke dingen, andere leuke dingen, bedoel ik. De wandeling die ik maak met zwager Aat heeft Ypes belangstelling. Die bracht een belangrijk deel van zijn jeugd door op een boerderij bij Swifterbant. Daarom wil hij wel weten wat we tegenkomen. De informatiestroom gaat meestal in omgekeerde richting, want Ype kan het nodige over de polders vertellen.
Zo is er het verhaal van de Lutina.
Ooit, in de nacht van de twintigste november van 1888, kwam in de toenmalige Zuiderzee een schip in een storm terecht, de Lutina. Deze houten praam voer van Brielle naar de kalkovens van Zwartsluis, beladen met schelpen en metselstenen. En toen was er dus die storm.
De noodvlag werd gehesen, een deel van de vracht werd overboord gezet. Het schip werd inderdaad gesignaleerd, maar niemand kon iets doen en zo verdween het schip in de golven. Het nam de twee bemanningsleden met zich mee.
Dat waren schipper Jan Roelofszoon Kisjes en zijn knecht Reinder Tulp, mannen van 68 en 64. Ze hadden al besloten dat deze tocht hun laatste zou zijn. Misschien had dat met hun leeftijd te maken, in ieder geval niet met de droevige lotgevallen in de novembernacht, want daar hadden ze nog geen idee van.
Het schip komt op een voor de scheepvaart ongelukkige plek terecht: op de vaarroute van Amsterdam naar de IJsselmond en dat betekent dat het wrak een gevaar voor andere schepen kan betekenen. Daarom wordt een poging gedaan om het wrak te lichten, maar dat lukt niet. Wel vindt men nog wat resten van het schip, zoals een bootje en een mast. De weduwe van Jan, Lutje Dragt, naar wie Jan zijn schip ooit vernoemde, koopt de overblijfselen op voor 29 gulden 50. Dat is wat wrang: je eigen spullen terug moeten kopen.
Het schip is niet verzekerd, waarschijnlijk om godsdienstige redenen. Twintig jaar hadden Jan en Reinder er samen mee gevaren. Hierna zouden ze stoppen. Het liep anders.
Namens zijn moeder liet zoon Harm in de Provinciale Overijsselsche en Zwolse courant nog een advertentie zetten waarin tien gulden werd uitgeloofd voor het vinden van de lichamen van de twee mannen. Ze zijn niet gevonden.
De plek van de ramp krijgt een code: OH 48, naar het nummer van het kavel waarop het wrak later alsnog zou worden teruggevonden. Dat brengt ons weer bij Ype.
(wordt vervolgd)
* Zie het stukje van Tijdens de Wandeling van 8 augustus: https://lenborgdorff.nl/tijdens-de-wandeling/