21 januari 2023

Ter voorbereiding van Kamer 23 las ik Sammie en opa, van Enne Koens. Dat was een zeer aangename aangelegenheid.
Mente leest sneller dan ik, dus zij had het al uit toen ik nog moest beginnen. Zij had ervan genoten, zei ze. Ik kan er meer over zeggen: toen Klaas het hier zag liggen, vertelde hij dat hij het op school aan het lezen is. Dat was vorige week. Ik vroeg hem er gisteren nog eens naar, maar nu blijkt dat hij er nog steeds in bezig is.
Dat vond ik nou weer jammer. Je moet een kind (net als grote mensen) redelijkerwijs niet langer dan een week over een boek laten doen. Met andere woorden: de juf van Klaas moet haar leerlingen meer leestijd gunnen en als een boek niet uit is, gaat het maar een weekend mee naar huis.
Verder over de juf van Klaas niets dan goeds. Zij is een oud-leerling van me en ik weet nog dat ik haar eens vroeg naar haar toekomstplannen. ‘Ik word juf,’ zei ze. We hebben het nu over het meisje dat ze was in de vierde klas van de middelbare school. Daar zou ze inderdaad geknipt voor zijn, begreep ik toen. Met haar opmerking bezorgde ze mij een mooie en vreugdevolle dag, want elke school kan zo iemand als de juf van Klaas heel goed gebruiken. Er was weer toekomst voor het onderwijs, wist ik dankzij haar antwoord.
Terug naar het boek van Enne Koens. Daarin krijgt Sammie zijn rapport mee van juf Karolien en daarin staat: “Sam vindt het moeilijk zijn concentratie vast te houden gedurende de dag. Sam moet beter leren plannen. Sam ligt achter met spellen.”
Het zijn opmerkingen die heel zwaar wegen voor Sammie. Hij voelt zich er door tekort gedaan door de juf. Dat lijkt me terecht, want is een gebrek aan concentratie niet een negatieve omschrijving van een rijke innerlijke wereld? En betekent dat beter leren plannen niet allereerst dat Sammie ondanks zijn taakgerichtheid ook oog heeft voor zaken die zich spontaan voordoen? Die spellingkwestie laat ik nu maar even zitten.
Ik moet denken aan de verontwaardiging van Klaas toen zijn juf wat extra hulp bij rekenen voorstelde. Hij had van vijf sommen er twee fout. Maar de juf had niet goed naar zijn fouten gekeken, vond hij. Hij had een keer 93 geschreven waar het antwoord 39 moest zijn en van 147 had hij 174 gemaakt. Dat waren geen rekenfouten, dat waren verschrijvingen. Ook dom, natuurlijk, maar met zijn rekenvaardigheid was niets mis en dat had de juf moeten weten. Hij zal er bij de juf niet op teruggekomen zijn, maar bij zijn opa, die dus ook de vroegere meester was van zijn juf, moest hij dat toch even kwijt. Hij had gelijk.
Goed, dit alles voert mij juffrouw Bijkerk. Veel minder aardig dan de juf van Klaas. Morgen zal ik het over haar hebben, over haar onrechtvaardigheid en daarna wil ik het hebben over haar wanhoop.
Zo werkt het namelijk bij Och Hedens. Er gebeurt wat op een dag en daarover schrijf ik, maar iets actueels kan ook een herinnering oproepen en dan wordt die herinnering het onderwerp van een stukje. Doorgaans meld ik dan nog even de aanleiding, maar regelmatig verwijder ik die om niet over de 600 woorden heen te gaan. Ook zojuist heb ik daarom de oorspronkelijke beginalinea teruggebracht tot de eerste twee zinnetjes van deze Och Heden.
Dit stukje is de aanleiding voor het stukje van morgen.