4 juni 2024
Orkney kun je vanuit verschillende havens bereiken. De van oudsher meest bekende is die vanaf John o’Groats. Niet dat ik dat wist, maar nu we er geweest zijn, is me dat meer dan duidelijk geworden. John o’Groats wordt wel beschouwd als het meest noordelijke stukje van het vasteland van Groot-Brittannië. Vandaar de zegswijze ‘From Land’s End to John o’Groats’, de Engelse pendant dus van Domburg tot aan Ameland of van Roodeschool tot aan Maastricht. Zoiets kun je letterlijk nemen, vaker bedoel je met zoiets het hele land, of – nog algemener: dat iets een heel eind is.
Vorige week kwamen de psychotherapeut en de keramiste even op bezoek (in Utrecht). Zij vertelden hoe dat noordelijke dorpje in Schotland aan zijn naam komt. In de zestiende eeuw kwam de Hollander Jan de Groot hier terecht en hij wist het recht voor een veer naar de Orkney-eilanden te verkrijgen en daarmee voorzag hij in zijn onderhoud. Niet alleen dat van hemzelf, maar ook dat van zijn zeven zonen, tussen wie blijkbaar een strijd om de pikorde bestond. Om daar korte metten mee te maken, liet De Groot een achthoekige tafel maken zodat niemand kon claimen op de ereplaats te zitten. Dat verhaal doet mij erg denken aan de ronde tafel van Koning Arthur, die eeuwen daarvoor al aan de andere kant van het land (alweer) gestaan zou hebben. Het getal zeven geeft ook al te denken. Ik lees trouwens ergens dat Jan de Groot hier ooit neerstreek met zijn twee broers. Ook al zo’n veelzeggend sprookjesgetal. Daarin komen vaak drie broers voor. Terug naar die tafel: die bood dus plaats aan de vader en zijn zeven zonen. Mente vraagt zich af of mevrouw De Groot / O’Groats niet ergens kon zitten. ‘Die roerde met een grote houten lepel in de pap boven het vuur,’ zei ik, want ik zou het anders ook niet weten. Het verhaal gaat trouwens dat Jan – die toen misschien
al John genoemd werd – ook een achthoekig huis liet bouwen. Vandaar dat iedereen die in het plaatsje John o’Groats komt als vanzelf naar een achthoekig gebouw kijkt, dat zonder twijfel van veel later datum is. Dat geldt al helemaal voor de geschakelde achthoekige blokhuisjes die samen een souvenirwinkel vormen. Het viel me dat op vrijwel alle daar aangeboden rommel de naam van John o’Groats stond.
Er is nog een grappig gevalletje van volksetymologie. In de eeuwen na O’Groats werden tweepenniemunten wel groats genoemd. Vandaar dat men ook wel dacht dat het dorpje zijn naam dankte aan het bedrag je moest betalen om te worden overgezet. Dat laatste is wel waar, maar die munt werd vernoemd naar de veerman. Of dat allemaal echt zo is, weet ik natuurlijk niet.
Wij gingen helemaal niet naar Orkney. Daarvoor hadden we veel eerder een overtocht moeten boeken, maar dat is nooit onze opzet geweest. Een volgende keer. Al met al is de oogst rond John o’Groats toch wat schamel. Jawel, je wordt ter plekke doodgegooid met zijn naam en er is een achthoekig gebouw. Als dat al iets met de veerman te maken zou hebben, dan is het omdat het een leuke verwijzing is naar een plaatselijk verhaal over een huis dat er niet is en een tafel waarvan geen splinter over is. Wat is er dan wel waar?
De vrouw in de souvenirwinkel kon vertellen dat O’Groats bij het kerkje van Calister begraven ligt en ze liet een foto zien van de grafsteen die in het kerkje zou staan opgesteld. Ook wij zijn daar geweest, in dat kerkje. Overal foto’s van de Queen Mom en haar kleinzoon Charles, maar geen steen van onze John.
Joris reageerde nog even op het stukje over de bankjes van eergisteren. Ik kon hem vertellen dat er ook een echt John o’Groatsbankje is en stuurde hem er een foto van. Hij reageerde met ‘Aha, je hebt een bankholiday.’ Ook zijn reactie kun je uitleggen als een gevalletje van volksetymologie.