27 december 2022

Vlak voordat ons nageslacht Burcht Borg kwam innemen, gistermiddag, bracht ik een brief naar de brievenbus hier om de hoek. Daar stak een kaart uit, niet uit een van de gleuven, wel uit de onderkant. Dat was een triest gezicht, die kerstkaart, helemaal klaar voor de grote reis en dan wordt zoiets onmogelijk gemaakt door een slordige postbode, want zo moest het gegaan zijn. Vrijdag, aan het eind van de middag, was er een aftands bestelautootje komen aansjezen. Iemand had aan de onderkant van de brievenbus een dubbele zak opgehangen en daarna de voorkant omhoog getrokken zodat allerlei goede wensen hun weg naar huizen zouden vinden waar mensen blij een briefopener in de envelop zouden steken om even later een mooie gedachte te wijden aan de man of vrouw die de groet op een heel andere plaats in de bus had laten glijden.
Maar de postbode had de klep te snel dicht laten vallen. Zodat er een kerstwens klem kwam te zitten. En wie weet, waren er nog wel meer. Alleen zaten die dan niet klem.
Juist rond Kerst zijn postbodes brengers van heil, zaligheid en zegen. Ze brengen het beste wat een mens een ander toewensen kan, wat mensen boven zichzelf uittilt zelfs, zij zijn dan bij uitstek brengers van het goede nieuws: ‘[…] want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen.’ Met Kerst zijn postbodes ware engelen! Dat wil zeggen, dat behoren ze te zijn. En dan zit daar als een geknakte witte vleugel een kerstkaart klem achter de klep van de brievenbus. Ik liet mijn brief door de gleuf naar binnen glijden. De bus was al weer aardig vol geraakt tijdens de kerstdagen.
Daarna trok ik aan de envelop die onderuit de bus stak. Dat deed ik voorzichtig en dat was maar goed ook, hij was door- en doornat geworden en hij zat zo klem dat ik er verder maar beter af kon blijven.
Het stelde me gerust dat de bus op maandagmiddag na 17.00 weer geleegd zou worden. Dat stond op het schermpje tussen de twee gleuven.
Die paar uren moest de getormenteerde groet maar voor lief nemen. Daarna kon hij alsnog zijn reis naar Haarlem ondernemen, want waar de vredeswens naartoe moest was goed te lezen.
We leven een dag later en ik fietste zojuist langs de brievenbus. We schrijven dinsdag, maar nog steeds vertelt de brievenbus, ongetwijfeld tegen zijn eigen wil in, dat hij gisteren geleegd is.
Maar dat is niet zo, natuurlijk. Anders had er nu wel dinsdag gestaan. En wat meer is: anders had die mooie kerstgroet voor Haarlemse dierbaren niet meer vastgeklemd gezeten in de brievenbus. Die engelen maken er een potje van.
Ik heb gisteren maar heel zachtjes aan de envelop getrokken. Zodra ik voelde hoe nat het papier geworden was, ben ik gestopt. En ach, waren alle mensen maar zoals ik, dan was het minder dramatisch afgelopen, want luister hoe het verhaal verder gaat.
Dacht ik gisteren nog dat de kerstgroet, al was ie dan een beetje verminkt en al was het een halve week te laat, nog wel in Haarlem terecht zou komen, nu vrees ik het ergste.
Er waren andere vingers, minder zachtzinnig en de envelop is half verscheurd. Ik kan niet zeggen of het adres er nog wel op staat.
O posterijen, juist in deze tijd brenger van de goede boodschap. O posterijen. Hoe kun je, hoe durf je!