Och Heden – 3 oktober 2019

O, o, Den Haag, dwaze stad achter de duinen, zingt het in mij, maar gelaten klinkt het, ingehouden. Het gaat niet goed daar. We drinken koffie en Mente eet per ongeluk mijn stroopwafel op. Ik begrijp dat wel. Ze is weliswaar niet in die stad geboren, maar getogen wel. En in die stad, waar ik school ging, trof en trouwde ik haar. En dan is daar Annette, geboren in de Hofstad, net als Koos, al was dat in zijn geval in het in 1923 door Den Haag geannexeerde Loosduinen, waar de aanhang van de Groep de Mos/ Hart voor Den Haag het grootst is. Dat begrijp ik niet helemaal. Ik had gedacht dat het nationaal bewustzijn van een Peenbuiker juist afstand zou willen nemen van alles wat Haags is, maar misschien spelen mijn eigen Westlandse sentimenten mij parten en zijn de Loosduiners van nu de Haagste Hagenezen van Den Haag en dus al lang geen Peenbuikers meer.
Diep in mij juichte er weliswaar iets toen ik hoorde van de inval bij Jacobse en Van Es, deze week, omdat ik nu eenmaal een slechte inborst heb en niet van lokale belangenpartijen hou, maar de droefheid overheerst. Het gaat niet goed met Den Haag. De naam Hofstad heeft al jaren een schrille betekenis. Oud en nieuw is er al tientallen jaren een ramp. Een ramp die zover gaat dat men bij de laatste jaarwisseling moedwillig pogingen heeft ondernomen om Scheveningen, ook al zo’n geannexeerd stadsdeel, volledig af te branden. Dat is niet gelukt of het had niet mogen gebeuren (soms weet ik niet meer wat de waarheid is) en dus zijn ook de dagen van de burgemeester geteld.
Persoonlijk ken ik twee momenten die mij met droefheid vervullen waar het gaat om Den Haag. Dat is het verdwijnen van het HOT Theater, in 1987. Erger was de komst van Babylon. Dat is net als Hoog-Catharijne in Utrecht goeddeels gesloopt, maar er staan nog resten van dit deprimerende gebied rond Koninklijke Bibliotheek en Conservatorium.
Het Literatuurmuseum vindt ook onderdak in die onzalige omgeving. Alles rond het Centraal Station in Den Haag lijkt geen recht van bestaan te hebben. De allerschitterendste culturele instellingen zitten er in laat twintigste eeuwse krottenbouw alsof het hier om illegale ondernemingen gaat, die er mogen zitten omdat ze een bedenkelijke partij sponsoren.
Het Literatuurmuseum en het Kinderboekenmuseum moeten daar weg. Dat vindt men in Den Haag. Het zal wel een kwestie van geld zijn. Er wordt gesproken van een verhuizing naar het Haagse Museumkwartier.
Dat zou ik niet doen. Begin er niet aan. Kijk naar het Binnenhof, naar de ellende die ons daar te wachten staat. De Haagse ziekte dringt al door in de landelijke politiek. Maak dat je wegkomt. Maar ga vooral niet naar Amsterdam.
Geef de literatuur een plaats waar die thuishoort, en dus niet ergens achter een station weggemoffeld, maar in het hart van de stad, in het hart van het land.
De stad waar de Haagste zanger, de Haagste televisiepresentator en de Haagste kinder- en jeugdboekenschrijver lang geleden al hun thuis hebben gevonden. De stad die Unesco City of Literature is. De stad waar bij de Stadhuisbrug binnenkort een prachtig boekenpand vrijkomt als Boekhandel Broese en de Openbare Bibliotheek naar het Neude verhuizen.
Ik zou het wel weten. Weg uit Den Haag, weg van de stijgende zeespiegel, weg van golven van vuur, weg van die merkwaardige politieke stormen. Op naar Utrecht. Nu maar wachten tot er iemand komt om me te vragen wat ik zou doen met het Literatuur- en Kinderboekenmuseum.