28 april 2022

Vanavond oefenden we Psalm 42 zoals Mendelssohn die in 1837 componeerde.
‘Wie der Hirsch schreit nach frischem Wasser, so schreit meine Seele, Gott, zu Dir.’
Dat Felix Mendelssohn Bartholdy dat stuk schreef tijdens zijn huwelijksreis geeft misschien te denken, al moeten we wel bedenken dat dit muziekstuk tot zijn beste werken behoort. Dat vond hijzelf, dat vond bijvoorbeeld ook Robert Schumann en dat vond ook de afgelopen maandag overleden Henk. Na een kort maar heftig ziekbed waarvan ik had verwacht dat hij er weer uit zou opstaan.
Dat ik er echt zo over dacht, drong pas tot me door toen ik hoorde van zijn dood. Op een of andere manier had ik in mijn hoofd dat hij en ik het over niet al te lange tijd over zijn korte maar heftige ziekte zouden hebben. Maar zo liep het dus niet, zo ging het helemaal niet. Ik nam het hem bijna kwalijk en ik kan nog steeds moeilijk uit de voeten met deze reisgenoot en metgezel.
Zo trof ik hem wekelijks bij onze cantorij. Daar zaten we (vooral voor corona) als tenoren naast elkaar, wat mij de nodige steun gaf, want hij was meer muzikaal gedreven dan ik en bovendien oefende hij ook thuis. Ja, ik zat graag naast hem. En dat verklaart waarom ik deze dagen steeds die regel uit het lied van Egidius in mijn hoofd heb:
‘Verware mijn stede di beneven
Ic moet noch zinghen een liedekijn […]’
Het zijn regels uit wat voor mij behoort tot de mooiste poëzie. Hoe Henk daarover dacht, weet ik niet. Wel kan ik je vertellen dus dat Mendelssohns Psalm 42 tot zijn favorieten behoorde, ook om te zingen. Vandaar dat we die vanavond weer geoefend hebben. Overmorgen bij de uitvaartdienst van Henk zingt de cantorij dat ook.
Natuurlijk miste ik Henks stem, die altijd ingetogen klonk, ook als hij voluit ging, maar ik had de melodie nog aardig in mijn hoofd zitten. Dat viel weer mee. Als Henk had meegezongen, dan zou ik niet op hem hebben hoeven leunen. Dat betekent niet dat de repetitie meeviel. Het stuk is me namelijk te hoog aan het worden. Een of twee keer eventjes de hoogte in, kan nog wel, maar als het te vaak gebeurt en noten ook nog eens langer aangehouden moeten worden, dan is het een aanslag. In ieder geval voor mij. Als je al geen hijgend hert bent, dan word je dat wel door deze Psalm te zingen.
Intussen is me gevraagd om ook de twee Bijbellezingen bij de dienst te lezen. Wanneer? De tekst van Psalm 42 voordat we Mendelssohn aanheffen en meteen daarna een stukje Paulus. Dus juist op het moment dat ik vocaal het struikgewas in moet.
Dat wordt afzien en dat doet me plezier. In stilte mopper ik op die zo plotsklaps weggevallen reisgenoot. Dat ik achter mijn adem raak en mijn keel geweld aan moet doen. En dat allemaal voor hem. Voor Henk, die niks terugzegt.