14 mei 2022

Eerst had hij het nog over een opzichter en dat beviel me al matig. Pas toen we waren afgestapt vertelde hij wat de bedoeling was. Ik moest eerst even vijftig meter fietsen en dan afstappen om door een stukje van de duinen te lopen. Mijn kunstzinnige vriend uit Den Haag wees globaal het gebied aan waar het moest gebeuren. Hij zou foto’s nemen; die zou hij gebruiken om mij in één beeld op verschillende plaatsen in het duinlandschap te laten opduiken. Mijn vriend is geobsedeerd door landschap en daar maakt hij al fotograferend veel werk van. Er komt veel wilskracht, techniek en precisie bij kijken.
Een neveneffect van die verzameling tot een eenheid gemaakte foto’s is dat je soms op verschillende plaatsen dezelfde mensen of dieren ziet. Als hij dat wil, natuurlijk, want hij kan ze ook weghalen. Het resultaat kan verbluffend zijn, weet ik. Zo is er een langs bosjes dansend kind, of moet je zeggen zes kinderen. Daarmee suggereert hij een beweging zoals je die op schilderijen tegenkomt zoals de futurist Balla in de jaren voor de Eerste Wereldoorlog schilderde. Gisteren zag ik trouwens ook nog een werk van Gerard, mijn kunstzinnige vriend heeft inderdaad een naam, waarbij ik meteen moest denken aan de levensloop waarop renaissancekunstenaars zo dol waren. Je weet wel: van links naar rechts zie je een baby, een dansend kind en ten slotte verdwijnt iemand oud en afgeleefd aan de rechterkant in de gaping der vergetelheid. Die levensloop zat er trouwens ook nog eens gespiegeld in, zag ik. Het was een constructie, maar dan eentje die op toeval bleef lijken. Alsof je het zelf ontdekte terwijl je een tijdje naar zo’n panorama keek.
En dan is er nog die lange, lange foto langs de branding. Rechts, wat meer vooraan, lopen twee paarden. Verderop, lopen er ook twee. Inderdaad, dezelfde. Het werk ontroert me, ook vanwege die daarin figurerende mensjes, zo klein in het landschap. Ach, ja, de romantiek en de nietigheid van de mens. Maar omdat die mensen niet alleen klein zijn op de grote foto’s, maar ook gekopieerd in het landschap terug te vinden zijn, spreken de foto’s me aan. Mensen lijken insecten, vlinders die dwarrelen van bloem naar bloem, van willekeurige plek naar willekeurige plek en vervolgens zijn ze er niet meer. Het kan ook zijn dat de kijker niet meer naar ze kijkt omdat ook een wolkenlucht om aandacht vraagt of het licht of de lijnen van het land willen gezien worden.
Gisteren wilde Gerard dus dat ik het landschap van zijn foto’s beliep. Daarna zou hij met zijn opnamen aan de slag gaan en ooit zou dat een product opleveren waarop je bij herhaling hetzelfde kereltje zag.
Ik heb gehoorzaamd. Voor de foto deed ik zelfs mijn petje af en mijn eigen camera liet ik in de fietstas zitten. Ik fietste, beklom een onbeduidend duin, zag links een stel jongens in een duinpan liggen en wat verderop zaten juist een paar meiden iets te eten. Ik bewonderde de kleine duinviooltjes, volgde een zandkleurig insect dat voor me uitsprong.
Maar ik zag er dus uit als een opzichter, kreeg ik naderhand te horen. Nog weer later werd het zelfs: koddebeier. Dat is een onbezoldigde politieman, wat hetzelfde is als een mislukte padvinder. En dan het woord! Koddebeier, iemand die met een knots slaat. Maar ik had geen knots en er was niets om tegenaan te slaan. Het drong tot me door dat ik vergeefs, onvoldoende geëquipeerd, doelloos, maar blijkbaar met misplaatste eigenwaan door het leven ging, een zeepbel in de duinen.