Och Heden – 20 november 2023

In mei of juni gingen mijn ouders twee weken met vakantie, meestal met oom Rien en tante Pie. Hun terugkeer was extra feestelijk omdat ze voor iedereen iets meenamen. Dat was en bleef een bron van vreugde, ook als herinnering. Het tankautootje dat ik op mijn vierde – maar bijna vijf – kreeg, was een schot in de roos. Wat een prachtig ding! Ik vond het direct al een dubbel cadeau; meer dan dat, want wel vaker is een fraai geheel meer dan de som der delen.
Een half jaar daarvoor had de Sint mij namelijk blij gemaakt met een oplegger, de dinky toy 660. Ik had geen andere militaire karretjes van dit merk, maar wel enkele fraaie andere wagentjes en mijn broer had een militair vrachtwagentje. Die oplegger was al een bron van speelvreugde. Maar hij kwam pas echt tot zijn recht toen ik er dat juist gekregen tankwagentje op kon zetten.
Die twee waren voor elkaar bestemd. Dat vonden ze zelf ook. Dat zag je meteen.
Het tankwagentje was aangenaam hanteerbaar. Ook kon het makkelijk in mijn broekzak. Dus ik nam het mee naar school, naar de kleuterschool. Behalve het autootje hield ik de hele weg natuurlijk ook mijn hand in mijn zak. Ik werd die hand, voelde de ronding van de watertank. Het autootje was net als de andere militaire voertuigen van dinky toy in een lak gezet die anders voelde dan de glimmende verf van de gewone autootjes. De ronding van de tank en die zijdeglansverf maakten het autootje zachter.
Ik heb het autootje die ochtend aan niemand laten zien op school. Liever wilde ik in mijn
eigen wereldje kennis maken met het prachtige karretje in mijn zak. Daar kon ik geen pottenkijkers met kleverige, grijpgrage van vingertjes bij gebruiken. Ik was als kleuter een beetje vies van andere kinderhandjes. Die kleefden zo vaak, drongen onbekommerd in neuzen en als je in de kring stond en elkaar een handje moest geven, dan voelde je vaak bij het meisje of jongetje links dan wel rechts wratten.
Na schooltijd liep ik vaak naar de lagere school waar mijn grote zus en broer op zaten. Om dan samen naar huis te gaan. Hun school stond een paar honderd meter verderop en ging een half uur later uit, dus ik had alle tijd.
Alle tijd om buiten met het autootje te spelen.
Naast de kleuterschool was een groot terrein, met sintels en ingereden steenslag. Dat lag achter Garage Oostdijk. Daarom stonden er al altijd auto’s. Ook De Wilde zette er vaak een of twee van zijn bussen neer, of een vrachtauto. Maakte allemaal niet uit. Het terrein was groot genoeg.
Daar kroop ik op mijn knieën overheen terwijl ik mijn autootje voortduwde. Soms keek ik van een afstandje naar dat mooie nieuwe wagentje. Ik was onder de indruk van de glans, raakte geïntrigeerd door het luikje op de cabine en was vooral heel blij met het reservewieltje dat achter die cabine geklemd zat. Je kon het loshalen. Het wagentje zag er solide uit, maar het losse reservewiel maakte ook duidelijk hoe kwetsbaar het uiteindelijk was. Ik zou er heel zuinig op zijn.
Natuurlijk vergat ik de tijd. Toen mijn broer en zus thuis kwamen voor het middageten, bleek dat ik er nog niet was.
Vandaar dat mijn zus plotseling het erf bij Oostdijk kwam op gefietst. Of ik helemaal gek geworden was, riep ze boos. Thuis zaten ze al aan tafel. Ik ging geschrokken met haar mee.