Ga naar de inhoud

Een zachte berm

Len Borgdorff schrijft en fotografeert

Menu
  • Home
  • Nieuws!
  • Gedichten
    • Gedichten voor de ‘Kerst’
  • Foto’s
  • Och heden
  • Iets anders
  • Tijdens de wandeling
  • Links
Menu

Het grote gebaar

Gepubliceerd op 17/10/2022 door Len Borgdorff

15 oktober 2022

Het zou zo maar eens op de kop af honderd jaar geleden kunnen zijn dat Jantje bij zijn grootouders in Kamerik logeerde. Hij noemde zichzelf toen overigens nog de grote broer van de kleine Arend. Die was pas een en hij al drie. Ze zullen wel alle twee in Kamerik gelogeerd hebben en ongetwijfeld was er minstens een moeder bij.

Het verhaal speelt zich af in de gereformeerde kerk aldaar, maar begint in de pastorie daarnaast, waarvandaan je binnendoor in de kerk terecht kon komen, ook op de balkon tegenover de kansel.

We schrijven een zondagmorgen en dus kan het niet anders of alle volwassenen zijn naar de kerk getogen om zich als degelijke gereformeerden onder het gehoor te voegen. Op twee na. Een blijft er thuis om op de kleintjes te passen, waarschijnlijk de moeder en anders de grootmoeder; de tweede volwassene is de grootvader van de grote broer van de kleine Arend. We hebben het hier over dominee Aart Voogel. Ook hij gaat naar de kerk, maar dan om er de kansel te beklimmen en de kudde van Gods woord te voorzien.

Terwijl hij daarmee bezig is, lukt het Jantje om aan de aandacht van zijn moeder of grootmoeder te ontsnappen, naar de doorgang naar de kerk te sluipen en daar de weg naar het balkon te vinden om ten slotte op ruime afstand oog in oog te staan met zijn eerbiedwaardige, maar intussen in vervoering geraakte grootvader op zijn preekstoel. Die verkondigt heil en onheil, ellende en onverdiende genade en doet dat met luide stem. Jan vindt vooral de grote gebaren, dat machtige zwaaien van zijn opa erg indrukwekkend, inspirerend genoeg ook om ze na te doen.

Dat laatste wordt overigens alleen maar opgemerkt door de man op de kansel. Die stopt even.

Kijkt het jongetje indringend aan en gaat dan verder met zijn verhaal en de daarbij behorende gebaren. Jantje volgt zijn voorbeeld.

Omdat de indringende blik vanaf het spreekgestoelte blijkbaar niet het beoogde effect heeft, stopt dominee Aart Voogel van Kamerik opnieuw. Daarna buldert hij (we leven nog in tijden zonder geluidsversterking): ‘Haal dat jong weg!’ Hij wijst daarbij naar de peuter tegenover hem die op dat moment juist een priemende vinger in de richting van de voorganger steekt. Iedereen kijkt om. De koster schiet overeind. Hij stommelt naar de galerij en voert het kind af naar de vrouw in de pastorie die waarschijnlijk iets te druk bezig is met de kleine Arend.

Ik heb het verhaal vaker gehoord, telkens weer uit de mond van het jongetje dat zich ooit de grote broer van de kleine Arend noemde. Hij zal de 95 al voorbij zijn geweest toen hij het verhaal voor het laatst vertelde. Dat was een mooi moment. Mijn schoonvader vertelde graag verhalen en werd bij het vertellen steeds enthousiaster. Zijn ogen glommen en hij moest zelf ook lachen om wat hij steeds weer uit zijn eigen mond te horen kreeg en de gebaren die hij daarbij maakte, waren blijkbaar niet alleen erfelijk, je verleerde ze ook nooit. In ieder geval niet de gebaren die hun oorsprong vonden in Kamerik.

Hij begon het verhaal weliswaar terwijl hij nog zat, maar na een paar tellen stond hij rechtop en zwaaide hij met zijn armen. Hij was zijn grootvader weer op de kansel en ook weer het jongetje van drie dat hij zelf ooit was. En de man van ver in de negentig die daar verwoed stond te zwaaien en moest lachen om zijn eigen verhaal. Wij vonden het prachtig.

Zomaar wat plaatjes …

  • Contact
  • Privacy
© 2023 Een zachte berm | Aangedreven door Superbs Persoonlijk blog thema