Och Heden 13 september 2023

In de roman De komst van Joachim Stiller van Hubert Lampo ziet de hoofdpersoon hoe stratenmakers een straat openbreken. De held van het verhaal veronderstelt dat dit het begin is van allerlei werkzaamheden veel dieper onder de weggenomen keien. Iets met een leiding of kabel. Maar niks daarvan. Na een tijdje wordt de film als het ware teruggedraaid. De stratenmakers tikken de boel kei na kei weer op hun plaats en vertrekken. Er is niets gebeurd. Afgezien dan van het feit dat er wel iets gebeurde, zonder inmenging van menselijke mensen.
Vorige week stuurde ik een mailtje naar de gemeente, het derde mailtje in een jaar, telkens over hetzelfde onderwerp; telkens gebeurde er ook iets. De eerste keer meldde ik dat de boom voor mijn huis bezig was dood te gaan. Ik werd bedankt voor de informatie en de boom kreeg een paar dagen later een gifroze stip op zijn stam. Dat gebeurde toen met meer bomen in de wijk.
Drie maanden laten kwam er een vrachtwagen langs met een grijper en er was een man met een kettingzaag. De grijper klemde zich om de stam, de man trok zijn zaag door het hout. De boom werd over wat auto’s getild. Er kwamen een houthakselaar en nog wat mannen met zagen en midden op straat werd de boel verhakseld. Er bleef nog een stuk stam staan van zeventig centimeter hoog. Het vervolg liet langer op zich wachten. Vier mannen, weer zo’n vervaarlijke grijper, opnieuw een cirkelzaag en twee mannen met schoppen. Uiteindelijk kregen ze de stam uit de grond.
Toen ze vertrokken bleef een open vierkant over van één bij één, omlijst door tegels. Ik geloof niet dat ze extra grond hebben gebruikt om het gat te dichten.
Een paar dagen later bracht een vrachtwagen een paar huizen verder een nieuwe keuken. Bij het wegrijden plofte twee keer een wiel in het plotseling veel diepere gat. De tegels aan de rand kukelden naar binnen. Dit leek me een gevaarlijke situatie. Dat vond de gemeente blijkbaar ook, want nog geen dag na een tweede mailtje was het gat opgevuld met een betonnen blok met daarin een bord met diagonaal getrokken rode en witte strepen. Dat bord was na veertien dagen weg. Het betonnen blok niet.
Drie weken geleden stopte er een karretje van een of ander door de gemeente ingehuurd groenvoorzieningsbedrijf of zo. Het zware blok werd midden op de stoep gegooid. Er werd wat geharkt en geschoffeld. Ik rende bij wijze van spreken al naar de bakker om de mannen op gebak te trakteren, maar ze waren alweer verdwenen. Het blok heb ik maar aan de kant gesleept. De tegels kwamen veel losser te liggen en de kuil klonk in. Dat bracht me vorige week tot een derde mailtje, met foto’s. En nu is het blok weg, de tegels liggen weer recht, de kuil is iets opgevuld en er staat een paal in het midden van het gat als belofte van een toekomst waarin op deze plek weer gebloeid mag worden, want naast die paal komt hopelijk een jonge boom te staan.
Zojuist kreeg ik een mailtje van de gemeente dat de klus geklaard is en of ik wil bijdragen aan een tevredenheidsonderzoek, zowel mededeling als verzoek zijn ‘automatisch tot stand gekomen’ lees ik. Dat gevoel had ik al een beetje. Ik denk dat die mannetjes en die apparaten ook niet echt zijn en dat mijn raam uitzicht biedt op een parallelle wereld.