10 februari 2024
Neef Joost belde vanmorgen. Hij stond in een bos ergens tussen Den Dolder en Lage Vuursche, bij een open plek, honderd meter van een klein parkeerplaatsje. Op de plek waar het bankje van opa en oma moest staan. Maar hoe hij ook om zich heen keek: geen bankje. Had hij iets verkeerd gedaan?
Zoiets is natuurlijk heel goed mogelijk, maar als we ons beperken tot de plek van het bankje had ik toch de indruk dat hij op de goede plaats was. Ik noemde wat namen van wegen of paden in de buurt. Die zeiden hem niets. Coördinaten had hij ook niet; bovendien had ik die ook niet één, twee, drie paraat. Ik kon hem dus geen uitsluitsel geven, maar beloofde hem binnenkort op onderzoek uit te gaan. Op het moment dat ik dat zei, wist ik dat dat vandaag nog zou gebeuren. Het weer nodigde uit voor een tochtje en mijn fiets stond al zachtjes te janken in de schuur. Het bankje is weg, weet ik nu. Op de plaats waar we het in 2007 hebben laten plaatsen, is niets meer dat eraan herinnert. In mei van dat jaar waren mijn schoonouders zestig jaar getrouwd, hij was toen 88, zij 81. Een boek hadden ze al, en bloemen zouden er ook wel komen. Uitjes werden een straf. Dus wat geef je ze dan? Zo ontstond het idee van een bankje, iets waaraan de Stichting Utrechts Landschap wel wilde meewerken. De plek was niet zo maar gekozen: mijn schoonouders woonden daar niet ver vandaan en voor opa Jan was het
een prachtige gelegenheid om met de auto ergens heen te rijden. Hier wandelden ze graag, al vonden ze het jammer dat ze dan niet even ergens konden zitten.
Alle dierbaren groepeerden zich wel een keertje bij of op het bankje voor een foto en de mooiste prenten kwamen in een boekje, want daar hielden ze ook van, van fotoboekjes. Het werd nog doller, want mijn maat Henk vervaardigde zelfs een miniatuur van het bankje voor op een boekenplank, compleet met gegraveerd plaatje, net als de echte bank. Al met al een heel project. Om nooit te vergeten zogezegd.
Een paar jaar later was een ritje naar het bankje alleen nog mogelijk als ik ze er een keertje heen reed, zoals die keer vlak voor Kerst dat ik een foto van ze maakte. Zij op het bankje starend in een leegte voor zich die grijs begon te worden. Een voorteken, want nog weer later wisten beiden zich niets meer van het bankje te herinneren. Ja, dat miniatuurbankje op de boekenplank. Dat was inderdaad een heel leuk ding, maar hoe dat ooit in huis gekomen was en waarom…?
Later bleek er bij het echte bankje flink te zijn huisgehouden. Er was vuur gemaakt en uiteindelijk had er iemand waarschijnlijk zo hard op staan springen dat er een plank gebroken was. We hebben toen nog wel naar de stichting gebeld en die heeft de boel weer in orde gemaakt.
Intussen leven mijn schoonouders niet meer. Ze liggen alweer zes en negen jaar begraven op nauwelijks meer dan een kilometer afstand van het bankje waarvan ze bij leven al geen weet meer hadden. Het bankje zelf is weg. Ook de plek herinnert het zich niet meer. Dat was duidelijk te zien vanmiddag.