24 november 2022

Volgens Marjolijn Hof liepen bij mensen goed en kwaad door elkaar en zij ging daarbij liever uit van het goede in de mens. Of dat niet een gevaarlijke keuze was? Misschien wel, maar ze bleef bij die keuze. Aan het begin van ons gesprek had ze al gezegd, dat het slechte in een mens vaak ook door de omstandigheden een kans krijgt. Zowel in De Lepelsnijder als in De kaarten van Madame Petrova kom je mensen tegen die amper in staat zijn om in leven te blijven. In zo’n wereld word je vanzelf stroper en eet je om niet zelf gegeten te worden. Ik had me bij het lezen al afgevraagd, hoe het mogelijk is om zulke warme gevoelens te krijgen bij boeken waarin de nodige treurnis voorkomt en waarin bijna iedereen een ander bedriegt. Dat zit in het mededogen. Dat bepaalt de woordkeus, dat bepaalt wat er over iemands gedrag verteld wordt en belicht bepaalde elementen uit iemands wereld. Bovendien is er nog dat ‘bijna’. De treurnis en het kwaad waren niet absoluut. Marjolijn Hof omlijstte met haar opmerkingen het gesprek met Désanne van Brederode. Bij haar ging het vooral om Zielland. Dat is de roman waarin Joseph Goebbels, tot zijn dood minister van propaganda van Adolf Hitler, in een fictieve situatie terecht komt en daar een al even fictief dagboek bijhoudt. Fictie om het fenomeen Goebbels te doorgronden, bij uitstek de vertegenwoordiger van het kwaad in de absolute zin van het woord. Misschien vond ze Goebbels nog wel enger dan zijn Hitler. Dat nam niet weg dat je in de roman ook te maken krijgt met een man die er soms frisse gedachten en een visionaire blik op nahield, die talenten had waarmee je blij kunt wezen en die ook nog eens een wat nare jeugd had vanwege een klompvoet. En een onbeheerste drang om te schitteren.
Misschien was Goebbels inderdaad enger dan Hitler, maar die bleef wel meer de verpersoonlijking van het kwaad én de voorwaarde voor Goebbels grootheid. Zonder Hitler kreeg Herr Doctor menselijke trekjes, maar zodra de Führer met zijn ogen knipperde, lag Joseph weer in diens handen als een handig zakmes.
Toen vroeg iemand hoe je toch deze personificatie van het kwaad tot romanheld kon kiezen. Ik was er al bang voor. In een ander, veel kleiner gezelschap was die vraag, met een licht verwijtende ondertoon, ook al eens gesteld. Er werd verwezen naar De vrouw die de honden eten gaf van Kristien Hemmerechts. In die roman gaat het om de vrouw van Marc Dutroux, Michelle Martin. Zou Zielland van Van Brederode met de keus voor die verderfelijke Goebbels niet net zoveel verontwaardiging doen oplaaien?
Nu had ik het boek al gelezen. Het is niet alleen een vindingrijke analyse van het kwaad, maar ook laat het nadenken over ons hier en nu. En dan is er nog de epiloog die in de mond wordt gelegd van een vertederend personage.
Dat wist de vragensteller allemaal niet en daarom zij het hem vergeven. Intussen werd ik toch wat mismoedig van die vraag, die vooral een suggestie inhield. Ik vond dat de man of vrouw met zijn of haar vraag niet goed genoeg had geluisterd naar wat Van Brederode even daarvoor had gezegd, maar vooral betreurde ik het dat hier geprobeerd werd om de literatuur weer binnen de omheining van de moraal te dringen.
De wolk bleef even hangen. Daarna ging het gelukkig weer over de boeken. Na afloop bleef het publiek nog lang hangen. Jammer dat de vragensteller vertrokken was. Die had ik nog wel even willen spreken. * Op zondag 20 november vond er in Kamer 23 een gesprek plaats met Désanne van Brederode en Marjolijn Hof. Feitelijk kwamen veel boeken uit hun oeuvre ter sprake, maar het accent lag vooral op de onlangs verschenen romans, Zielland en De kaarten van Madame Petrova.