09 april 2022

Wat gebeurt er wanneer je partner overlijdt en jij in je seniorentijd alleen komt te staan? Ik hoef deze straat niet uit om de drie antwoorden te vinden, maar een uitstapje naar Brabant drukte me even op de drie opties die zich daarbij voordoen.
A. Je blijft alleen achter. Je treurt en na kortere of langere tijd probeer je op een of andere manier het leven te hernemen. Als er kinderen zijn die vinden dat dat niet snel genoeg gebeurt of die erg oplossingsgericht zijn, kan het zomaar gebeuren dat ze op een dag met een hond op de stoep staan. Dan is je partner een hond. Hier vijftig meter verderop woonde Annie, helft van een kinderloos echtpaar. Toen zij alleen achterbleef, kwam na een tijdje een nichtje met een hondje. Vanaf die tijd zagen we Annie dagelijks een paar keer langskomen of we zagen haar ergens op de stoep in gesprek met een andere buurtgenoot. Toby werd blind, hield plasjes steeds moeilijker binnen, zijn dood was een slag voor Annie, maar toen waren we al weer jaren verder.
B. De dood van de partner levert herleefde belangstelling op van en voor mensen uit het verleden. Er komt een kaartje, een briefje, een telefoontje of, zoals in Brabant, je ontmoet een overbuurvrouw bij de buren en gaat uiteindelijk samen naar huis. Soms zijn het momenten van korte duur, zo hoorde ik in Brabant, maar in ons gezelschap verkeerde ook iemand die alweer vijftien jaar gelukkig is met de vrouw met wie hij zich ooit verloofde en vervolgens meer dan veertig jaar niet meer hoorde of zag.
We zaten bij een vriend.
Die ‘we’ dat zijn mensen die elkaar 35 jaar geleden op een cursus tegenkwamen, elkaar daarna professioneel bleven spreken en daarmee doorgingen toen een cursus niet meer nodig was en ieders professie achter de horizon verdween. Dat is het moment waarop je vrienden bent geworden, vrienden met kleine letters misschien, maar toch vrienden. Onze Brabantse gastheer, die het in het verleden altijd over ‘mijn Nelly’ had, had zijn nieuwe partner, van de overkant, zo ver gekregen dat zij bij onze komst aanwezig was, niet lang. Ze wilde haar gezicht wel even laten zien, even met de koffie helpen, maar daarna was ze weg. Ik vond dat dapper van haar, het een én het ander.
Anders lag dat voor Roos, de onbeheersbare tekkel waarmee ruim een jaar na de dood van ‘mijn Nelly’ de dochters hun vader verrasten. Roos sprong enthousiast tegen iedereen op, totdat ze ergens in een kamer werd weggestopt.
De tekkel was in huis gekomen in dezelfde tijd dat ook de overbuurvrouw vaker en vaker over de vloer kwam in het huis van onze gastheer, maar daar wisten de dochters toen nog niet van.
Roos was een genereus gebaar van het nageslacht, dat vervolgens wel wat moeite had met optie B, dat van een nieuwe partner. Daarover kon ook de vriend met de teruggekeerde verloofde van ooit over meepraten. Ik zou deze straat niet uit hoeven om er ook een paar, soms schrijnende voorbeelden van te geven.
Maar goed, onze gastheer van vandaag hoorde zowel thuis in categorie B en A.
C. Daar begin je mee: je blijft alleen achter en soms blijft dat zo en ook daarvan telt onze groep van vrienden met de kleine letters voorbeelden. ‘Ik ga niet meer de onderbroeken van een ander wassen,’ zei er een. En even later: ‘Nou ja… Enfin, het is wel goed zo. Nou ja… Roos is een leuk hondje, maar daar begin ik toch maar niet aan.’